Spring naar inhoud

Het verhaal van de marterlaren van Brussel - Duitse editie - Exemplaar van de Universiteitsbibliotheek te Gent, handmatig ingekleurd.

Dit is de titelpagina van een werkje dat al snel na de executie (brandstapel) van de twee Antwerpse Augustijnse broeders (Johan van Essen, Hendrik Vos) op de markt kwam. De vertaler is Martin Reckenhofer (Basel wordt vaak genoemd als mogelijke plaats van publicatie). De facto is het een Duitse vertaling van 'Historia de duobus Augustinensibus...' dat al eerder verschenen was. Bijzonder in deze editie is de uitgebreide commentaar van Reckenhofer op de 62 artikelen die meegepubliceerd zijn, en die de ketterse aard van de opvattingen van de Antwerpse monniken moeten bewijzen.

Fascinerend is ook de cover: De afbeelding is niet realistisch, maar iconografisch: beide monniken knielen als oud-kerkelijke martelaren in het vuur. De houding is die van de 'orantes': ze bidden tot Jezus, de gekruisigd. Die ziet u ook rechtsboven afgebeeld met de wonden van zijn lijden.

De beide mannen hebben een 'nimbus' rond hun hoofd, en hun namen krijgen het voorvoegsel: S. (sanctus). In de tekst ter linkerzijde wordt het geduid: “Sancti quia fide mundati Acts 15. fide purificans corda eorum.” (Heiligen, want gereinigd door het geloof. Handelingen 15. Door het geloof zuiverend hun harten'). De link met Handelingen 15 is mij niet duidelijk.

Hieronder een registratie van de online publiekslezing (gastcollege) in de serie Apokalyptiek en Radicalisme van de Protestante Faculteit in Brussel. De kerngedachte is ontleend aan de uitdagende en spits geformuleerde these van prof. Heiko Oberman (eind vorige eeuw) die een artikel publiceerde met de titel: Luther, Forerunner of the Reformation... De Reformatie is in deze visie een eindtijdgebeuren 'van God uit', waarbij mensen enkel kunnen optreden als herauten, wegbereiders... zoals Johannes de Doper voor de Messias.

De afbeelding (gemaakt door Lucas Cranach sr.) die u ziet en die ook op de affiche was gebruikt komt uit de eerste druk van de Lutherbijbel (NT) van september 1522, vertaling van de Apocalyps. Daar is de 'hoer van Babylon' afgebeeld met een tiara op heur haar. In de decembereditie (herdruk) is de afbeelding gecensureerd. Meer daarover leest u hier.

De Reformatie heeft ons zowel grotere vrijheden gegeven als vele nieuwe vormen van tirannie, stelt New York Times-columnist Ross Douthat
 

De westerse wereld weet niet echt wat zij aan moet met de vijfhonderdste verjaardag van de protestantse Reformatie. De machtige protestantse gevestigde orde die deze verjaardag uitbundig zou hebben gevierd, bestaat niet of nauwelijks meer. En in officiële kerkelijke kringen is het regel dat over de Reformatie wordt gesproken op een toon van spijt, zoals kinderen die jaren na een echtscheiding hopen op een gezamenlijke vakantie van het verdeelde gezin.

Intussen kan de geseculariseerde intelligentsia de verjaardag van de Reformatie alleen vieren in instrumentele termen. Vanuit het gezichtspunt van het liberalisme waren de meeste vaders van de Reformatie fundamentalisten en scherpslijpers, in sommige gevallen nog erger dan de katholieken tegen wie ze in het geweer kwamen. Als de lutherse en calvinistische opstanden al de moeite van het herinneren waard zijn, dan toch vooral als middelen voor secularisatie - voor de bevrijding van het individu uit de ketenen van het kerkelijk gezag, die de bloei van de wetenschap en het kapitalisme mogelijk maakte, de weg bereidde voor wereldse politiek en uiteindelijk de triomf van het liberalisme bewerkstelligde.

Het probleem van dit verhaal is dat het net als elke propaganda selectief is. De Reformatie en de godsdienstoorlogen hebben inderdaad het kerkelijk gezag verminderd, de politiek geseculariseerd en sommige soorten individualisme tot bloei gebracht.

Maar ze hebben ook de nieuwe goden van de moderniteit op de troon geholpen: de almachtige markt en de centralistische staat, die hun eigen gezag over het dagelijks leven vestigden, waarbij zij de verdeelde kerken tot dienstmeisjes en zondebokken reduceerden en het christendom als excuus voor plundering gebruikten, in plaats van als een tegenwicht tegen het botvieren van wereldlijke lusten.

Deze gelijktijdige expansie van commerciële en statelijke macht heeft de westerse wereld ordelijker, rationeler en veel welvarender gemaakt. Maar zij heeft ook wreedheid en onderdrukking mogelijk gemaakt op een gigantische schaal. Zij heeft enkele opmerkelijke experimenten in religieuze tolerantie opgeleverd, inclusief de Amerikaanse grondwet. Maar zij heeft ook seculiere vervolgingen aangemoedigd, waarbij de oorspronkelijke inquisitie bleek afstak. Zij opende nieuwe mogelijkheden voor denkers en ondernemende mensen. Maar zij verzwakte en vernietigde ook de plaatsen waar mensen zich konden terugtrekken van de handel en van de wereld. Zij heeft geleid tot grote sprongen voorwaarts in de gezondheid en de levensverwachting van ons allemaal. Maar zij heeft uiteindelijk ook de slechtste eigenschappen van het christendom, zoals antisemitisme en het streven naar de heilstaat, nieuw leven ingeblazen in communistische en fascistische experimenten die miljoenen slachtoffers hebben gemaakt.

Het is mogelijk om je een wereld voor te stellen waarin het westerse christendom verenigd zou zijn gebleven, maar waarin Europa de verworvenheden van de wetenschap zou hebben geweigerd, de kerk in permanente corruptie zou zijn weggezakt en waarin de legers van het Ottomaanse Rijk Europa de genadeslag zouden hebben toegebracht. Het is ook mogelijk je een wereld voor te stellen waarin een onverdeelde katholieke kerk de wetenschap en de techniek zou hebben aangewend voor haar eigen totalitaire doeleinden om een theocratische dictatuur te vestigen.

Maar mijn eigen (subjectieve, katholieke) veronderstelling luidt dat de opmars van de commercie en de staat onvermijdelijk was, ongeacht de eenheid of de verdeeldheid van de christenen. Ook een kerk die ongedeeld zou zijn gebleven zou er waarschijnlijk niet in geslaagd zijn de moderne wetenschap en het kapitalisme in de wieg te smoren. Maar misschien zou die onverdeelde kerk wel een sterker moreel tegenwicht hebben geboden tegen de nieuwe machten en een sterkere kracht tegen de hebzucht en het seculiere absolutisme zijn geweest zijn dan de gescheiden kerken.

De moderne wereld heeft ons veel zegeningen gebracht - en het feit dat katholieken en protestanten nu samenleven zonder bloedvergieten is daar zeker een van. Maar om te veronderstellen dat deze scheiding een noodzakelijk middel was om een gelukkig seculier en liberaal einddoel te bereiken, zou impliceren dat we de afloop van het verhaal al kennen - ook al heeft dat verhaal ons tot dusver zowel grotere vrijheden gegeven als vele nieuwe vormen van tirannie.

© The New York Times (verschenen in De Volkskrant, 4/11/2017)

Een van de betere promostunts... (voor het Lutherboek van prof. Richard Rex), en daarbij nog vaak de nagel op de kop ook. Hier de link en daaronder een screenshot van de eerste vijf. Tot leringhe ende vermaeck !

 

Omdat ze niet meer te vinden waren op de website van Princeton (PUP), hier een copie:

The 95 Theses of Richard Rex

I.      Martin Luther did not nail the Ninety-Five Theses to the doors of the Castle Church in Wittenberg on 31 October 1517.

II.     That was a myth created by Philip Melanchthon through the conflation of hazy reports and recollections nearly thirty years later.

III.    The Ninety-Five Theses were posted that day – by mail, to the Archbishop of Mainz, Albrecht von Hohenzollern.

IV.     The Ninety-Five Theses did not cross all Germany within four weeks. It was not until January 1518 that they spread like wildfire.

V.      The Ninety-Five Theses neither expressed nor reflected Luther’s doctrine of justification by faith alone, which he had not yet formulated.

VI.      The key to justification by faith alone was the sense of certainty of divine grace which it conferred upon believers.

VII.    Such certainty is not only absent from the Ninety-Five Theses, but is explicitly denied in Luther’s covering letter to the archbishop.

VIII.   Luther’s doctrine of justification by faith alone is a simple doctrine which many people, even some Protestants, find hard to understand.

IX.     Luther’s doctrine of justification by faith alone was unthinkable without the prior development of the theology of indulgences.

X.      Justification by faith alone represented not so much the abolition of indulgences as their ultimate extension and elaboration.

XI.     Indulgences were not selling salvation or forgiveness. They were remittances of punishment in reward for charitable acts or gifts.

XII.    It was not the unpopularity of indulgences that drove Luther to protest in 1517, but their popularity.

XIII.   Luther did not proclaim what many had long thought but never dared to say. He said what had never before been thought.

XIV.    The Protestant Reformers came not from the margins of the late medieval church, but from its intellectual and moral elite.

XV.     Although there were many Protestant Reformers, Luther was neither one among many nor even first among equals.

XVI.    Luther was the one: they were the many. No Luther, no Reformation.

XVII.   The personality cult of Martin Luther in his lifetime saw the structure of a saint’s cult applied to a living person.

XVIII. No other Protestant Reformer was the object of such a cult in their lifetime.

XIX.    Luther alone of the Protestant Reformers saw the impossibility of reconciling justification by faith alone with the Epistle of James.

XX.     All the early Protestant Reformers took their lead from Luther and found their inspiration in him.

XXI.   Ulrich Zwingli alone claimed that his path to Reformation was entirely independent of Luther’s.

XXII.   That Zwingli was entirely independent of Luther’s influence is mere flummery, dependent on Zwingli’s unsupported word.

XXIII.  Zwingli made this claim only after he had fallen out with Luther. It was not true.

XXIV.   Andreas Carlstadt was unwilling to play second fiddle to Luther, but was unable to snatch the lead from him.

XXV.    Philip Melanchthon was a derivative thinker who always bore the impression of the last person to sit upon him – usually Luther.

XXVI.   Martin Bucer was one of the most original Protestant Reformers, but lacked the charisma to win a significant following for himself.

XXVII.  John Calvin’s most distinctive religious ideas were derived entirely from others, most notably from Martin Bucer.

XXVIII. John Knox was a prophet of the Old Testament disguised as an apostle of the New.

XXIX.   Ulrich von Hutten adopted Luther’s cause solely for the impetus it might give to the concept of the German Nation.

XXX.    Ulrich von Hutten had no grasp of Luther’s religious teaching as such.

XXXI.   The idea that Luther himself was only following the teaching of Augustine of Hippo is a radical misunderstanding of both men.

XXXII.  For Luther, Augustine only ever said two things of real value – and he invariably misquoted one of them.

XXXIII. Luther’s doctrine of original sin was not Augustine’s, but one that Augustine repudiated when it was imputed to him by his opponents.

XXXIV.  Luther’s misreading of Augustine on original sin was rich in consequences for his theology.

XXXV. Despite the early influence of Augustine upon him, Luther shed Augustinian habits of thought as completely as the Augustinian habit.

XXXVI. Renaissance humanism was not in any significant sense a ’cause’ of the Protestant Reformation.

XXXVII. Luther always knew that he disagreed with Erasmus. Erasmus only slowly came to realise that he disagreed with Luther.

XXXVIII. By the time Erasmus saw Luther as a threat to the unity of Christendom, it was too late for his weight to turn the scales.

XXXIX. Erasmus failed to grasp the revolutionary significance of Luther’s teachings.

XL.   Luther perfectly appreciated the essentially conservative character of Erasmus’s religious teachings.

XLI.  Luther’s theology was formulated not in the language of Renaissance humanist scholarship but in that of the Vulgate Latin Bible.

XLII. Luther’s theology depended not on the Greek or Hebrew scriptures, but on the Vulgate Bible and on the Latin theological tradition.

XLIII. Luther’s appeal to the Bible alone was plausible and popular, but was soon shown by events to be fatally flawed.

XLIV. This ‘scripture principle’ resulted in so many rival versions of Christianity that it showed itself to be no practical use at all.

XLV.  Luther never fully thought through the Biblical tag he loved to quote against his opponents: ‘all men are liars’.

XLVI. For Luther, the plain sense of scripture meant taking Christ literally when he said, ‘This is my body’.

XLVII. For Zwingli, the plain sense of scripture meant not taking Christ literally when he said, ‘This is my body’.

XLVIII. Luther thought Zwingli a Nestorian. Zwingli thought Luther a Eutychian. Each knew the Bible was on his side.

XLIX. Neither Luther nor any other Reformer advocated the right of the individual to make up their own minds about what the Bible taught.

L.    ‘Anticlericalism’ was not a ’cause’ of the Reformation, though criticism of and violence against the clergy played their part.

LI.   Anticlericalism was not a growing problem that was bound to culminate in catastrophe for the late medieval Church.

LII.  If the friars had been widely resented and hated around 1500, Luther would hardly have joined an order of friars.

LIII. Criticism of priests in the later Middle Ages was nowhere near as pervasive and corrosive as that of politicians in our own times.

LIV.  Medieval anticlericalism no more necessitated a Reformation than modern ‘antipoliticianism’ necessitates a revolution.

LV.   Just as we have no word for the denunciation of politicians, so too medieval Europe had no word for the denunciation of priests.

LVI.  The printing press was neither intrinsically nor necessarily more favourable to Protestantism than to Catholicism.

LVII. The printing press might be considered the creation of the late medieval Church. The earliest printed item may have been an indulgence.

LVIII. The classic printed text of the Reformation was not the popular pamphlet but the official catechism.

LIX.  The idea that preaching was in decline on the eve of the Reformation is a comical misapprehension.

LX.   The rapidly growing provision for preaching in the late medieval Church was a springboard for the Reformation.

LXI.  Luther and the Reformers were not the first to preach in the vernacular: preaching to the laity was always in the vernacular.

LXII. Luther’s was not the first German translation of the Bible, though it was the most widely read and the most influential.

LXIII. It is a misleading simplification to suggest that Luther invented congregational singing.

LXIV. Lay participation in church music was an increasing feature of late medieval Christianity: Luther himself had been a choirboy.

LXV.  Far from being in terminal decline, late medieval Christianity was flourishing as never before.

LXVI. The devotion of late medieval Christians to the upkeep and embellishment of their parish churches is one of the wonders of history.

LXVII. The Reformation was, from one perspective, the excommunication of the dead.

LXVIII. The elimination of the cult of the saints is one of the most striking achievements of the Protestant Reformation.

LXIX. There is a deep affinity between the rejection of images from churches and the denial of the real presence of Jesus in the eucharist.

LXX.  The Reformation was a bourgeois phenomenon, but not a bourgeois revolution.

LXXI. Yet Protestant beliefs and practices were no better suited to life in early modern cities than were those of Catholicism.

LXXII. The Reformation can to some extent be viewed as a rebellion of the rich against the poor.

LXXIII. Yet far from favouring capitalism, the early Reformers were even more firmly opposed to ‘usury’ than were their Catholic opponents.

LXXIV. The connection between Protestantism and the rise of capitalism was essentially fortuitous. There were plenty of Catholic capitalists.

LXXV. The connection between the Reformation and the enrichment of specific individuals was direct and unmistakable.

LXXVI. Luther was appalled when German peasants inferred from his doctrine of ‘Christian Liberty’ that Christians ought to be free.

LXXVII. It was the decisions of a generation of princes of the Holy Roman Empire that determined the fate of the Protestant Reformation.

LXXVIII. Princes were as likely as anyone else to be caught up in the fervid popular enthusiasm for Luther and his teachings.

LXXIX. Nowhere did the Catholic Mass cease to be celebrated until and unless it was forbidden by public law.

LXXX. Nowhere did Protestantism, once introduced, disappear except as a result of strenuous persecution.

LXXXI. The offer of the eucharistic chalice to the laity was one of the most potent and appealing symbols of the Protestant Reformation.

LXXXII. In almost all its forms, precisely because of its biblical focus, Protestantism did not weaken, but strengthened, patriarchal ties.

LXXXIII. Protestant polemic against Catholicism routinely deployed the stereotypes of misogyny along with accusations of effeminacy.

LXXXIV. The beards sported by so many Protestant Reformers consciously embodied and eloquently expressed their patriarchal proclivities.

LXXXV. Luther did not think Roman Catholicism made forgiveness too easy: he thought it made forgiveness too difficult.

LXXXVI. Luther did not think Roman Catholicism gave people a false sense of security: he felt it gave them no security at all.

LXXXVII. Luther remained a loyal Catholic until he could no longer believe that the religion of the Pope was the true Catholic faith.

LXXXVIII. The one thing on which almost all Protestants agreed during the Reformation was that the Pope was Antichrist.

LXXXIX. Luther invented the concept of the ‘invisible church’.

XC.   Luther’s belief in the existence and activity of Satan was almost as lively and compelling as his belief in Christ.

XCI.  Protestants and Catholics alike accused each of ‘judaizing’, deploying against each other the stereotypes of antisemitism.

XCII. The ferocity of Luther’s antisemitism was extreme but not unique.

XCIII. For example, Luther’s Catholic opponent, Johann Eck, published an encyclopaedic reiteration of the infamous ‘blood libel’.

XCIV. Luther’s virulence in all controversy shocked not only his opponents but even his friends and followers.

XCV.  In 1500, western Christendom was a seamless robe. By 1600, it was a patchwork quilt. That was the Reformation.

* * *

Dr Richard Rex is Professor of Reformation History at the University of Cambridge and author of  The Making of Martin Luther. These theses were originally posted on the Princeton University Press website in 2017.

Ik heb dit boek eindelijk in mijn bezit. Een eerste steekproefse lezing stelt mij niet teleur. Hier doet iemand met grote kennis van zaken en op grond van diepe kennis van Luthers tijd, zijn brieven, vertrouwdheid met de omstandigheden waarin hij leefde, en omringd door andere mensen, een poging om te begrijpen wat hij deed en waarom, als mens. De stukken die ik las over de mijnbouw in Mansfeld, zijn debat met Eck, zijn huwelijk met Katarina, vond ik stuk voor stuk sterk. Mw. Roper kent de theologie, maar weet ook dat er onder alles ook andere zaken schuilgaan. Toch werd - in elk geval in dat wat ik totnutoe heb gelezen - deze achterdochtige lezing nooit negatief. Het maakte het beeld enkel voller. Wel las ik iets teveel over 'vaderbinding' en opstand. Erikson met zijn Young man Luther heeft deze interpretatiesleutel ook al geprobeerd en het resultaat was interessant, maar beperkt... Maar voorlopig een aanrader.

[lees hier de review na het boek te hebben uitgelezen]

 

Why Should the Devil Have All the Good Music?

  • vraag: Heeft Luther dat gezegd?  
  • antwoord: Neen, want hij sprak geen Engels (sorry).
  • antwoord: Neen. Ook in het Duits zou hij zoiets niet gezegd kunnen hebben.
  • argument: Wat Luther gezegd heeft over muziek heeft een veel positievere klank en een veel breder toepassingsgebied.

Sinds de jaren 1970 wordt dit citaat ('quote') vaak aan Luther toegeschreven. Hij zou dan - bijv. tijdens een verhitte discussie over de vraag of kerkmuziek nu wel of niet mocht blijven - uitgeroepen hebben: "Maar waarom zou de duivel met alle goede muziek moeten gaan lopen !  Wij kunnen daar toch ook iets voor in de plaats stellen" (of zoiets, en natuurlijk in het Duits dan). Het feit dat dezelfde spreuk ook is toegeschreven aan Charles Wesley (Methodist), William Booth (Leger des heils) en zelfs Isaac Watts (Anglicaans lieddichter) en enkel bekend is 'in het Engels', doet je vermoeden dat het wel eens een zwerfquote kan zijn die de 'eigen zaak' gewicht moet verlenen door hem met het gezag van 'x' te voorzien (gelieve voor 'x' in te vullen de naam van een autoriteit in de betreffende traditie).

Facts: Why Should the Devil Have All the Good Music? is een zin uit een fantastisch lied van Larry Norman, waarmee hij zijn eigen activiteiten in de wereld van de rock 'n roll verdedigde als evangelisch christen.

 

Hij maakte het tot de strijdkreet van de christelijke jongelui, die ook electrische gitaren en een drumstel in de kerkdienst wilden en botsten op het kerkelijk establishment. Tegelijk werd het de slogan van de christelijke popmuziek, die zich - vanuit de USA - als een apart circuit ontplooide om het gat in de markt van de beat-generation te vullen (dit tot grote ergernis van Larry Norman, die juist géén tweedeling wilde). De zin zelf geeft daar natuurlijk wel aanleiding toe door de muziek te typeren als een arena waar God en de duivel met elkaar vechten om de lekkerstse brokken. Ik vrees dat Larry Norman zo ongewild de achterdocht tegen de popmuziek in christelijke kringen juist heeft versterkt. Muziek is volgens deze quote of van de duivel of van God? En ter beoordeling worden je dan twee criteria aangereikt: de persoon van de muzikant wordt belangrijk: "Is he a re-born christian or not? If so, okay; if not, beware!"; En de tekst zelf: Is die christelijk (of in elk geval niet anti-christelijk), dan mag het, anders moet je oppassen, want dan is de kans groot dat de duivel in het spel is. En we zijn vertrokken voor eindeloze porties gekwezel, complottheorieën en bang-makerij.

Deze simplistische  tweedeling van de wereld is Luther totaal vreemd. Volgens hem is de hele wereld van God met alles erop en eraan. De duivel kan die altijd proberen te kapen - aldus Luther - en wel vooral daar waar je het niet verwacht (bijv. - nog steeds volgens Luther: in het streven van de mens om 'gode-welgevallig' te worden - werk-heiligheid noemde men dat vroeger). Ja, denk daar maar eens over na!

Luther zou zich dus bij deze vraagstelling omdraaien in zijn graf vanwege het simplisme en vooral omdat men God van z'n eer berooft door zoveel macht toe te schrijven aan de duivel: godslasterlijk. Luther's visie is eenvoudiger en dieper (en dit zijn twee echte quotes van Luther):

Musica est donum Dei Optimi (muziek is een geschenk van de Allerhoogste God).

Waar mensen samen goede muziek maken, heeft de duivel geen kans !

Punt aan de lijn. Natuurlijk probeert de duivel dat geschenk te stelen, maar hij zal nooit meer worden dan een slechte imitator, verkoper van surrogaat; het zal slechte muziek zijn. Hij is immers niet meer dan de 'aap van God'. Hij kan niet zelf 'scheppen'. Hij is niet creatief, dat is enkel God ! 

Per deductie: Als je Luthers stelling omkeert: waar je slechte muziek maakt, daar heeft God het moeilijk en is de kans groot dat de duivel zich in z'n handen (nu ja, bokspoten) wrijft. 

  • Meer over Luther en de muziek lees je hier 
  • En hier vind je nog iets over de echte oorsprong van de quote 'Why should...' 

 

Lig je daar lekker te wachten op de eeuwigheid, word je door REFO500 weer van onder het stof gehaald en opgevoerd als nieuwe superster. Geleerden, kerken, toeristenburo's: ze vinden je plots weer geweldig. Terwijl je eigenlijk 500 jaar geleden niet meer wou dan schaven aan de kerk: 'Reform', 'Reformatie'; en grondig, dat zeker, maar geen splitsing, laat staan oorlog. Maar ja, je nam alles ook zo serieus, en persoonlijk Die 95 academische stellingen: dat is nog tot daaraan toe, maar dat je dan vlak erna in het Duits ook nog een korte samenvatting ervan publiceert... Dat is not done. Daarmee lag de zaak op straat. En het was toch al zo'n complexe materie, èn explosief, want het ging om geld en macht... En je wist het! Neen, hang nu niet de naïeveling uit: je wist wat je deed, je hebt bewust aan de knoppen gezeten... Je wist natuurlijk niet wat er zou gaan gebeuren, maar dàt er reactie zou komen, je maakt me niet wijs dat je dat niet doorhad. Je hebt het uitgelokt.

En ja, je temperament. De toon van sommige van die stellingen, wel een beetje scherp hoor; en als ik dan dat Duitse boekje lees waarin je even kort toelicht wat je gedaan hebt, ai, ai: Je laat je teksten voortaan beter een nachtje liggen voor je ze publiceert... Of beter: vraag je vrienden om de teksten even na te lezen voor je op 'verzenden' drukt.

Maar goed: alles wat je in je leven hebt laten drukken samengenomen: het zijn niet je polemische geschriften, ook niet je theologische werken die de hoogste oplagen hebben bereikt, maar je praktische handboekjes voor school, kerk en huis (bijv. de catechismus. Nog steeds leesbaar. Wat kon je goed schrijven !) en de kerkelijke liedbundels, en natuurlijk de Bijbel, gans in het Duits. En daarom moest natuurlijk ook iedereen naar school: Jongens èn meisjes, in de steden en de dorpen. Een God die Woord wordt, vraagt niet alleen om passieve (toe-)hoorders maar vooral om actieve hoorders, die mee-denken, mee-lezen. Want om echt te kunnen horen wat de stem van God is in de heilige Geschriften, moet je leren lezen. 

Fantastisch. Luther, bedankt !

predig_kinder_schule