Voor de tekst van het zie deze pagina
Dit lied is waarschijnlijk vlak nadat Luther het heeft gemaakt (gedicht en gezongen), gedrukt en wijd verspreid. Dit was toen een zeer gebruikelijke procedure. Veel markante gebeurtenissen werden in liederen omgezet en zo ‘den volke kond gedaan’, bekend gemaakt, een soort ‘gezongen gazet‘. (Zo zijn er liedjes over de belegering van Wenen, over wat er in Munster is gebeurd, over een vorstelijk huwelijk, een wonderlijk natuurverschijnsel etc..). Titel en beginregel zijn ook vaak vergelijkbaar: ‘Ein hübsch neu Lied von [onderwerp].’ etc.
Duidelijk is dat Luther in deze ballade vooral de propaganda vanuit het kamp der “Leuvense Sophisten” dat de twee monniken op het laatst nog zouden hebben herroepen, wil bestrijden. Daarom benadrukt hij in dit lied en de parallelle brief aan de Christenen in de Nederlanden hun geloofsmoed en vreugdevolle volharding. Luther kiest bewust voor een taalregister dat heel dicht aansluit bij de ‘martelaarsacten’ uit het begin van de kerkgeschiedenis.
Zulke apart gedrukte teksten (1 vel, of een recto/verso geplooid en versneden tot een ‘booklet’) noemt men in het Duits: ‘Fliegende Blätter‘ of ‘Einzeldrücke‘. Jammer genoeg is er geen exemplaar van de eerste druk van Luthers lied bewaard. Wel zijn er latere drukken bekend. Ik heb van zo’n Einzeldruck (ca. 1530) een digitaal booklet gemaakt dat u op deze pagina kunt doorbladeren. Ook de allereerste verzameling Duitse geestelijke liederen (eigenlijk een verzameling van losse Einzeldrücke heb ik als digitaal bladerboek voorzien: Etlich chrisliche Lieder (Achtliederbuch).
Al zingend de wereld doordringen van nieuwe gedachten.
De eerste gedrukte versie van Ein neues Lied die we nog hebben is te vinden in het eerste Lutherse liedboekje (met voorwoord, dus ‘officieel’): Ein Enchiridion oder Handbuchlein (Erfurt, 1524). Het staat er samen met de eerste oogst van geestelijke liederen (vertalingen van oud-kerkelijke hymnen en sequenzen, Duitse Psalmberijmingen, en vrije catechetische of stichtelijke liederen), Van elke categorie een voorbeeld:
- Nun freut euch lieben Christen g’mein (vrij gedicht, een ballade over hoe God de mens redt door Christus, zingende catechese);
- Komm, Gott, Schöpfer heiliger Geist (Duitse vertaling van de oudkerkelijke Pinksterhymne ‘Veni creator spiritus’, ook qua melodie dicht aanleunend tegen het origineel);
- Aus tiefer Not schrei ich zu dir (Psalm 130, boetepsals ‘De Profundis’ strofisch vertaald op de melodie van een reeds bekend kerklied. Later voorzien van een eigen melodie (beter: twee melodieën, waarvan de Phrygische het bekendst is geworden).
Bijna onmiddellijk nadien zijn er ook polyfone zettingen (3,4,5,6-stemmig) te vinden van deze liederen (plus nog enkele andere) in Walters Geistliches Gesangbüchlein. Dit doet vermoeden dat er een project achter zit: De muziek gebruiken om de nieuw-gevonden boodschap ingang te doen vinden in de hoofden èn harten van de mensen: Al zingend de wereld doordringen van nieuwe gedachten. De doelgroep is ook duidelijk: Naast iedereen die gïnteresseerd is in de materie wordt vooral de jeugd geviseerd. De sterk catechetische toon van de eerste Lutherse productie versterkt dit gevoel. Op de titelpagina van het Enchiridion worden ze onderaan expliciet vermeld, de ‘jonge jeugd’. Het is natuurlijk een verkoopsargument, maar toch, lees maar mee: ‘Mit dysen und der gleichen Gesenge soltt man byllich die yungen yugendt aufferzihen’ : Deze en soortgelijke gezangen kun je gebruiken om de jonge jeugd op een goede manier op te voeden. Ook hiervan heb ik een digitaal bladerboek gemaakt.
De polyfone zettingen van Johann Walter (zie onder) zijn volgens Luther zelfs expliciet bedoeld voor de jongelui. Een citaat uit het voorwoord van Walters Geistliches Gesangbüchlein (1524/1525) – dat later vaak is herdrukt:
zij [= de liederen in deze bundel] zijn vierstemmig getoonzet met geen andere reden dan dat ik graag zou zien dat de jeugd, die toch behoorlijk zal moeten worden opgevoed in de Muziek en de andere goede kunsten (NB: Muziek was een schoolvak en één van de ‘artes liberales’, DW) iets zou hebben waarmee zij de wulpse liederen en de wereldse gezangen zou loslaten en in plaats daarvan iets heilzaams zou leren, zodat ze het goede zich zou eigenmaken terwijl ze er tegelijk plezier aan beleeft, zoals dat hoort als je met jongeren van doen hebt.”
Dit zijn geen originele gedachten van Luther (zoals in diverse publicaties nog al eens te lezen is, terwijl men Luther de hemel in prijst), maar ‘common place’ (gemeenplaatsen) sinds de tijden van Chrysostomus en Origenes en die gaan weer terug op …. Plato. De kerk heeft altijd een haat-liefde verhouding gehad met muziek, en vooral heeft ze veel moeite gehad met instrumentale muziek. Muziek hoorde bij het heidense leven, m.n. bij het theater. Heel mooi is de spanning verwoord door Augustinus als hij vertelt over de eerste keer dat hij Ambrosius hoorde zingen. Maar precies dezelfde redeneringen vind je ook bij Calvijn.
Juist daarom is trouwens dit voorwoord van Luther zo sterk. Hij neemt namelijk ook in die debatten meteen positie in, èn hoe ! Lees maar even verder:
Ook ben ik niet van mening dat door het Evangelie alle kunsten tot de grond toe moeten worden afgebroken en vergaan zoals sommige ‘over-geestelijke’ mensen verkondigen. Ik wil alle kunsten, in het bijzonder de muziek, graag zien in de dienst van Hem die ze gegeven en geschapen heeft.
Luther is één van de weinige theologen die ook het lichaam als scheppingswonder Gods serieus genomen heeft en ‘bejaht’ (zoals de Duitsers zo mooi kunnen zeggen). Hij genoot dus van eten, drinken, seks en muziek, om maar eens een paar fysieke geneugten te noemen. Hij vond het daarvan kunnen genieten evenzeer tot de christelijke moraal behoren, dan goed gedrag en zeden. Hoe geestelijker een mens zich gedroeg, hoe meer Luther geneigd was op z’n hoede te zijn. … Maar dit terzijde.