Spring naar inhoud

Luther zegt over de aflaten op zich niets nieuws en er staan veel zaken in die hij een jaar later niet meer voor zijn rekening zal nemen en nog een jaar later zal bestrijden: bijv. De priester is nodig bij het ‘sacrament van de verzoening’ en de paus mag aflaten uitschrijven. [Snapt u nu dat Luther - achteraf - helemaal niet zo tevreden was over zijn stellingen en hun gepublicatie betreurde?] 

7. God vergeeft niemand de schuld zonder hem te brengen tot deemoedige gehoorzaamheid aan de priester als zijn plaatsvervanger.
61. Het is duidelijk, dat voor kwijtschelding van straf en vrijspraak in bepaalde gevallen de macht van de paus alleen voldoende is.

Maar dan gaat hij verder. M.i. de belangrijkste van alle:

62. De ware schat der Kerk is het heilig Evangelie van de heerlijkheid en de genade van God.

En lees dan eens verder, per tweetal ( enerzijds akkoord, maar anderzijds...)

63. Maar deze schat wordt – logisch – zeer gehaat, want hij maakt de eersten tot de laatsten.
64. De schat der aflaten daarentegen is bijzonder geliefd – ook logisch – want hij maakt de laatsten tot de eersten.

65. De schatten van het Evangelie zijn dus de netten waarmee men vroeger vermogende mensen ving.
66. De schatten van de aflaat zijn de netten waarmee men nu het vermogen van de mensen vangt.

67. De aflaat, die door de predikers als de ‘grootste genade’ verkondigd wordt, moet inderdaad ‘groot’ heten, in die zin, dat hij veel opbrengt.
68. Maar de aflaat is werkelijk uiterst gering, vergeleken met de genade van God en het geloofsleven onder het kruis.

69. De bisschoppen en pastoors zijn verplicht de commissarissen van de apostolische aflaat met alle eerbied toe te laten.
70. Maar ze zijn nog meer verplicht met ogen en oren op te letten, dat deze commissarissen niet in plaats van wat de paus heeft opgedragen hun eigen fantasieën prediken.

71. Wie de waarheid van de pauselijke aflaat weerspreekt, die zij vervloekt en verdoemd!
72. Maar wie zich bezorgd maakt over de willekeur en de brutaliteit in de woorden van de aflaatpredikers, die zij gezegend!

En de scherpste aanval zit ‘m in een opsomming van ‘wat men zegt over de aflaat’ … en waar volgens Luther elke serieuze theoloog of priester zich aan ergert, maar waar hij weinig tegen kan beginnen, behalve zeggen dat het niet klopt... Tijd voor de bisschop en de paus om paal en perk te stellen dus. Orde op zaken, opening van zaken. 

82. Bijv. : Waarom ruimt de paus het vagevuur niet leeg vanwege zijn allerheiligste liefde en vanwege de grote nood der zielen.
86. — Of: waarom bouwt de paus nu niet liever de St. Pieterskerk van zijn eigen geld in plaats van dat van de arme christenen, terwijl toch zijn vermogen groter is dan dat van de rijkste Crassus?

Of Luther de thesen uithing in Wittenberg op Hervormingsdag is onzeker. Wat wel zeker is dat hij een verontwaardigde brief naar de aartsbisschop van Mainz stuurde in wiens ambtsgebied de aflaatpredikers rondtrokken. In een P.S. wijst hij op een attachment: meas disputationes... De 95 stellingen. De brief kwam pas vrij laat, via een omweg bij de aartsbisschop terecht (die was in Aschaffenburg, niet in Halle). Hij heeft 'm gelezen en he was not amused. Hij verwijst naar het geschrift als naar een tractat und conclusion eins vermessen monichs zu Wittenberg, das heilig negotium indulgenciarum und unsern subcommissarien betreffend. Mij is onduidelijk of het origineel nog bestaat of dat er enkel een 'klerk-kopie' is (afschrift, dan wel in Potsdam dan wel in Stockholm (waarheen een deel van het aartsbischoppeljk archief tijdens de 30-jarige oorlog is overgebracht). De teksten die diverse edities van Luther's werken publiceren wijken licht af. Ik volg in de transcriptie de versie uit de officiële uitgave (Weimar). Hieronder een vroege druk (1545, Lutheri Opera omnia, Vol. 1)

De brief is natuurlijk in LATIJN gesteld, dat had u al begrepen. Daaronder een aantal vertalingen: NEDERLANDS, Duits en Engels.

bron: WABr 1,108 ff

Latijn

R[evere]ndissimo in Christo patri,
illustrissimo domino, d[omino] Alberto
Magdeburgensis ac Moguntinensis Ecclesiarum
Archiepiscopo Primati, Marchioni Brandenburgensi etc.
domino suo & pastori in Christo
venerabiliter metuendo ac gratiosissimo.
Ihesus.
Gratiam & misericordiam dei & quicquid potest & est.

Parce mihi, R[everendissi]me in Christo pater princeps illustrissime, Quod ego fex hominum tantum habeo temeritatis, vt ad Culmen tue sublimitatis ausus fuerim cogitare Epistolam. Testis est mihi dominus Ihesus, Quod mee paruitatis & turpitudinis mihi conscius diu iam distuli, quod nunc perfricata fronte perficio, motus quam maxime officio fidelitatis mee, quam tue p[aternitati] in Christo debere me agnosco. Dignetur itaque tua interim celsitudo oculum ad pulverem vnum intendere & votum meum pro tua pontificali clementia intelligere.

Circumferuntur Indulgentie papales sub tuo praeclarissimo titulo ad fabricam s. Petri, In quibus non adeo accuso praedicatorum exclamationes, quas non audivi, Sed doleo falsissimas intelligentias populi ex illis conceptas, quas vulgo vndique iactant. Videlicet, Quod credunt infelices anime, si literas indulgentiarum redemerint, securi sint de salute sua, Item, Quod anime de purgatorio statim euolent, vbi contributionem in cistam coniecerint. Deinde tantas esse has gratias, vt nullum sit adeo magnum peccatum, etiam (vt aiunt) si per impossibile quis Matrem dei violasset, quin possit solui. Item, Quod homo per istas Indulgentias liber sit ab omni pena & culpa.

O deus optime, sic erudiuntur anime tuis curis, optime pater, commisse ad mortem! Et fit atque crescit durissima ratio tibi reddenda super omnibus istis! Idcirco tacere hec amplius non potui. Non enim fit homo per vllum munus Episcopi securum de salute, cum nec per gratiam infusam dei fiat securus, sed semper in timore & tremore iubet nos operari salutem nostram Apostolus [Phil 2,12] et iustus vix saluabitur [1 Petr 4,18]. Denique tam arta est via, que ducit ad vitam [Mt 7,14], vt dominus, per prophetas Amos [Am 4,11] & Zachariam [Sach 3,2] saluandos appellet torres raptos de incendio. Et vbique dominus difficultatem salutis denunciat.

Quomodo ergo per illas falsas veniarum fabulas & promissiones faciunt populum securum & sine timore? Cum indulgentie prorsus nihil boni conferant animabus ad salutem aut sanctitatem, sed tantummodo penam externam olim canonice imponi solitam auferant?!
Denique opera pietatis & charitatis sunt in infinitum meliora indulgentiis. Et tamen hec non tanta pompa nec tanto studio praedicant, immo propter venias praedicandas illa tacent, cum tamen omnium Episcoporum hoc sit officium primum & solum ut populus Euangelium discat & Charitatem Christi. Nusquam enim Christus prae cepit Indulgentias praedicari, sed Euangelium vehementer praecepit praedicari. Quantus ergo horror est, quantum periculum Episcopi, si tacito Euangelio non nisi strepitus Indulgentiarum permittat in populum suum et has plus curet quam Euangelium! Nonne dicet illis Christus: Colantes culicem et glutientes camelum?

Accedit ad hoc, R[everendissi]me pater in domino, Quod in instructione illa commissariorum sub tue p[aternitatis] nomine edita dicitur (Vtique sine tue p[aternitatis] R[everendissime] & scientia & consensu) Vnam principalium gratiarum esse donum illud dei inestimabile, quo reconciliatur homo deo, et omnes pene delentur purgatorii. Item Quod non sit necessaria contritio iis, qui animas vel confessionalia redi munt.

Sed quid faciam optime praesul & illustriss[ime] princeps, Nisi quod per dominum Ihesum Christum t[uam] R[everendissi]mam p[aternitatem] orem, quatinus oculum paterne cure dignetur aduertere & eundem libellum penitus tollere & praedicatoribus veniarum imponere aliam prae dicandi formam, Ne forte aliquis tandem exurgat, qui editis libellis & illos et libellum illum confutet, ad vituperium summum illustrissime tue sublimitatis, quod ego vehementer quidem fieri abhorreo & tamen futurum timeo nisi cito succurratur.

Hec mee paruitatis fidelia officia rogo tua illustriss[ima] gratia dignetur accipere modo principali & Episcopali, idest clementissimo, sicut ego ea exhibeo corde fidelissimo & t[uae] p[aternitati] R[everendissime] deditissimo. Sum enim et ego pars ouilis tui.

Dominus Ihesus custodiat t[uam] R[everendissimam] p[aternitateml in eternum. Amen.

Ex Vittenberga 1517. Vigilia omnium Sanctorum.

Si t[uae] R[everendissime] p[aternitati] placet, poterit has meas disputationes videre, vt intelligat, quam dubia res sit Indulgentiarum opinio, quam illi vt certissimam seminant.

Indignus filius
Martinus Luther, Augustin. Doctor S. Theologie vocatus.


Nederlandse vertaling

Aan de hoogeerwaarde Vader in Christus, de doorluchtigste heer, de heer Albrecht,
aartsbisschop en primaat van de Kerk van Maagdenburg en Mainz, markgraaf
van Brandenburg enz., zijn heer enz. en herder in Christus, eerbiedig te vrezen en
zeer genadig.

1517
Jezus

De genade van God en al wat zij vermag en is!

Neem mij niet kwalijk, hoogeerwaarde vader in Christus, doorluchtige vorst, dat ik die slechts het drek (Latijn 'fex', enkelvoud van 'faeces') der mensen ben, mij verstout een brief aan uwe Hoge Verhevendeheid te richten. De heer Jezus is mijn getuige dat ik, me volledig bewust van mijn kleinheid en nietswaardigheid, al veel te lang voor mij heb uitgeschoven wat ik nu onbeschaamd volbreng. Ik word daar onweerstaanbaar toe verplicht door de trouw die ik u, hoogeerwaarde Vader, verschuldigd ben.3. Insgelijks dat de zielen zonder verwijl uit het vagevuur worden verlost, zodra men voor hen het geld in de geldkist laat vallen. 4 Vervolgens dat deze aflaatbrieven zoveel uitwerking hebben dat geen zonde zó groot is of ze kan ermede gedelgd en vergeven worden. Ze zeggen zelfs dat dit geldt als iemand de hooggeloofde Moeder Gods onteerd heeft en niet minder dat de mens door zulk een aflaat vrij wordt van alle pijn en straf.5

O lieve God, zielen die onder uw zorg, goede Vader, zijn opgevoed worden zo vermoord. En aldoende groeit de ontzaglijke rekenschap aan, die U ooit zult moeten afleggen over hun lot.6. Daarom kon ik er ook niet langer over zwijgen, want geen mens wordt door enig geschenk van zijn bisschop zeker van zijn heil, hij wordt dat zelfs niet door de ‘ingegoten’ genade Gods, nee: de apostel beveelt ons om altijd met vrees en beven ons heil te bewerken. Zelfs de rechtvaardige zal ternauwernood behouden worden , zo smal is de weg die ten leven leidt dat de Heer door de profeten Amos en Zacharia hen die behouden worden vergelijkt met stukken hout die uit een brand gered zijn. Overal verkondigt de Heer dat het behoud geen gemakkelijke zaak is. Hoe kunnen ze dan het volk een valse zekerheid zonder vrees en beven voorspiegelen met valse aflaatverhalen en beloften, terwijl toch de aflaat de mensen in het geheel niets helpt ten aanzien van heil of heiliging, maar alleen de uiterlijke straf, die van oudsher volgens canoniek recht pleegt te worden opgelegd, wegneemt? 7

Kortom: Werken uit geloof en liefde zijn oneindig beter dan aflaten,8 maar daarover preken ze niet met zoveel bombast en ijver. Integendeel, ze zwijgen erover om des te meer over de aflaten te kunnen zeggen, hoewel het eerste en enige ambt van alle bisschoppen toch daarop gericht moet zijn, dat het volk het evangelie en de liefde van Christus leert kennen. Dienovereenkomstig heeft Christus ook nergens bevolen de aflaat te prediken, maar wel het evangelie te verkondigen. Welk een gevaar en schrik moet nu een bisschop verwekken, die onder het doodzwijgen van het evangelie, niets anders dan de aflaathandel onder zijn volk bevordert en zich daarom meer bekommert dan om het evangelie? Zal niet Christus tot hem zeggen: de mug zift u uit en de kameel verzwelgt u?

Hierbij, hoogeerwaarde vader in den Heere, blijft het niet, maar in de instructie van de aflaathandelaren, welke op uw naam is uitgevaardigd, wordt – stellig zonder uw medeweten en instemming van uw Hoogeerwaarde Vaderlijkheid - beweerd dat juist dit onwaardeerbaar geschenk van God één van de voornaamste genademiddelen is, waardoor de mens met God verzoend wordt en alle straffen van het vagevuur ongedaan gemaakt worden. Ook: dat er geen berouw nodig is voor hen die aflaten of biechtprivileges verwerven.

Wat kan ik anders doen, eerwaarde bisschop en hooggeachte keurvorst, dan dat ik U omwille van onze Heere Jezus Christus smeek in vaderlijke zorg acht te slaan op mijn verzoek en die bewuste instructie in te trekken en hun een andere vorm van prediking op te dragen. Anders zou het kunnen zijn, dat er tenslotte iemand opstaat die hen en die instructie zo vernietigend bestrijdt, dat het tot grote schade van Uwe hoogheid leidt. Ik zou dat verafschuwen, maar het lijkt mij onafwendbaar, tenzij er met spoed wordt ingegrepen.

Ik bid dat Uw doorluchtige Genade deze mijn geringe, maar trouwe dienst met vorstelijke en bisschoppelijke, dat is met een zeer zacht en goedaardig gemoed, gelieve aan te nemen; gelijk ik dezelve met een trouw hart aanbied, wat met uw Hoogeerwaardigheid geheel en al overgegeven is, voornamelijk daar ik een schaap uit uw kudde ben. De Heer behoede en beware uw hoogeerwaarde vader in eeuwigheid. Amen.
- Wittenberg, de avond voor Allerheiligen, in het jaar 1517.

Als het uw vaderlijke hoogeerwaarde behaagt, kunt u kennis nemen van mijn 95 stellingen, welke hierbij gaan. Dan zult u verstaan hoe twijfelachtig de leer omtrent de aflaat is, ofschoon de aflaatpredikers rondstrooien als stond zij vast.

Uw onwaardige zoon,
MARTINUS LUTHER.
Augustijn, geroepen Doctor in de heilige Theologie

Engels

LETTER TO THE ARCHBISHOP ALBRECHT OF MAINZ

OCTOBER 31, 1517

To the Most Reverend Father in Christ and Most Illustrious Lord, Albrecht of Magdeburg and Mainz, Archbishop and Primate of the Church, Margrave of Brandenburg, etc., his own lord and pastor in Christ, worthy of reverence and fear, and most gracious.

JESUS[1]

The grace of God be with you in all its fulness and power! Spare me, Most Reverend Father in Christ and Most Illustrious Prince, that I, the dregs of humanity, have so much boldness that I have dared to think of a letter to the height of your Sublimity. The Lord Jesus is my witness that, conscious of my smallness and baseness, I have long deferred what I am now shameless enough to do,—moved thereto most of all by the duty of fidelity which I acknowledge that I owe to your most Reverend Fatherhood in Christ. Meanwhile, therefore, may your Highness deign to cast an eye upon one speck of dust, and for the sake of your pontifical clemency to heed my prayer.

Papal indulgences for the building of St. Peter's are circulating under your most distinguished name, and as regards them, I do not bring accusation against the outcries of the preachers, which I have not heard, so much as I grieve over the wholly false impressions which the people have conceived from them; to wit,—the unhappy souls believe that if they have purchased letters of indulgence they are sure of their salvation;[1] again, that so soon as they cast their contributions into the money-box, souls fly out of purgatory;[2] furthermore, that these graces [i. e., the graces conferred in the indulgences] are so great that there is no sin too great to be absolved, even, as they say — though the thing is impossible—if one had violated the Mother of God;[3] again, that a man is free, through these indulgences, from all penalty and guilt.[4]

O God, most good! Thus souls committed to your care, good Father, are taught to their death, and the strict account, which you must render for all such, grows and increases. For this reason I have no longer been able to keep quiet about this matter, for it is by no gift of a bishop that man becomes sure of salvation, since he gains this certainty not even by the "inpoured grace"[5] of God, but the Apostle bids us always "work out our own salvation in fear and trembling,"[6] and Peter says, "the righteous scarcely shall be saved."[7] Finally, so narrow is the way that leads to life,[8] that the Lord, through the prophets Amos[9] and Zechariah,[10] calls those who shall be saved "brands plucked from the burning," and everywhere declares the difficulty of salvation.

Finally, works of piety and love are infinitely better than indulgences,[1] and yet these are not preached with such ceremony or such zeal; nay, for the sake of preaching the indulgences they are kept quiet, though it is the first and the sole duty of all bishops that the people should learn the Gospel and the love of Christ, for Christ never taught that indulgences should be preached. How great then is the horror, how great the peril of a bishop, if he permits the Gospel to be kept quiet, and nothing but the noise of indulgences to be spread among his people![2] Will not Christ say to them, "straining at a gnat and swallowing a camel"[3][4]?

In addition to this, Most Reverend Father in the Lord, it is said in the Instruction to the Commissaries[5] which is issued under your name, Most Reverend Father (doubtless without your knowledge and consent), that one of the chief graces of indulgence is that inestimable gift of God by which man is reconciled to God, and all the penalties of purgatory are destroyed.[6] Again, it is said that contrition is not necessary in those who purchase souls [out of purgatory] or buy confessionalia.[7]

But what can I do, good Primate and Most Illustrious Prince, except pray your Most Reverend Fatherhood by the Lord Jesus Christ that you would deign to look [on this matter] with the eye of fatherly care, and do away entirely with that treatise[8] and impose upon the preachers of pardons another form of preaching; lest, perchance, one may some time arise, who will publish writings in which he will confute both them and that treatise, to the shame of your Most Illustrious Sublimity. I shrink very much from thinking that this will be done, and yet I fear that it will come to pass, unless there is some speedy remedy.

These faithful offices of my insignificance I beg that your Most Illustrious Grace may deign to accept in the spirit of a Prince and a Bishop, i. e., with the greatest clemency, as I offer them out of a faithful heart, altogether devoted to you, Most Reverend Father, since I too am a part of your flock.

May the Lord Jesus have your Most Reverend Fatherhood eternally in His keeping. Amen.

From Wittenberg on the Vigil of All Saints, MDXVII.

If it please the Most Reverend Father he may see these my Disputations, and learn how doubtful a thing is the opinion of indulgences which those men spread as though it were most certain.

Your unworthy Son.

Martin Luther
Dr. Theol.

Duits

Dem hochwürdigen Vater in Christo
und durchlauchtigsten Herrn, Albert,
Erzbischof der Kirchen zu Magdeburg und Mainz, Primas,
Markgraf zu Brandenburg usw.,
seinem Herrn und Hirten in Christo,
geachtet in Ehrerbietung und Liebe!
Jesus.
Gnade und Barmherzigkeit Gottes und alles, was er vermag und ist!

Verzeiht mir, ehrwürdigster Vater in Christo, durchlauchtigster Kurfürst, daß ich, der geringste unter den Menschen, so unbesonnen und vermessen bin und es wage, an Eure höchste Erhabenheit einen Brief zu richten. Der Herr Jesus ist mein Zeuge, daß ich, eingedenk meiner Niedrigkeit und Nichtswürdigkeit, lange aufgeschoben habe, was ich jetzt mit unverschämter Stirn vollbringe. Mich bewegt vor allem die Verpflichtung zu treuem Dienst, den ich Euch, hochwürdigster Vater in Christo, zu leisten mich schuldig weiß. Daher möge Eure Hoheit sich unterdessen würdigen, ein Auge auf mich zu richten, der ich nur Staub bin, und mein Votum entsprechend Eurer bischöflichen Milde zur Kenntnis nehmen.

Es werden Päpstliche Ablässe im Namen Euer Kurfürstlichen Gnaden zum Bau von St. Peter herumgetragen. Dabei klage ich nicht so sehr das Ausschreien der Ablaßprediger an, das ich nicht gehört habe, sondern ich bin schwerzlich besorgt über die überaus falschen Anschauungen des Volkes, die aus dem entstehen, was man überall und allerorts im Munde führt: etwa, daß die unglücklichen Seelen glauben, daß sie, wenn sie die Ablaßbriefe gekauft hätten, ihres Heiles sicher sind; desgleichen, daß die Seelen sofort aus dem Fegefeuer herausfliegen, sobald sie ihren Betrag in den Kasten gelegt haben; ferner, daß diese Gnaden so stark sind, daß keine Sünde so groß sei, als daß sie nicht erlassen werden könnte, sogar (wie sie sagen), wenn jemand etwas Unmögliches getan und die Mutter Gottes geschändet hätte; schließlich, daß der Mensche durch diese Ablässe von jeder Strafe und Schuld frei sei.

Ach, lieber Gott, so werden die Eurer Sorge anvertrauten Menschen zum Tode unterwiesen! Und es entsteht und er wächst die härteste Rechenschaft, die Dir für all diese abzulegen ist. Deshalb konnte ich nicht länger davon schweigen. Der Mensch wird nämlich nicht durch irgendein Geschenk des Bischofs seines Heiles sicher, da er ja nicht einmal durch die von Gott eingegossene Gnade gewiß wird; vielmehr befiehlt uns der Apostel in Furcht und Zittern unser Heil zu wirken [Phil 2,12] und der Gerechte wird kaum gerettet werden [1 Petr 4,18]. Schließlich, so eng ist der Weg, der zum Leben führt, daß der Herr durch die Propheten Amos [Am 4,11] und Sacharja [Sach 3,2] diejenigen, die gerettet werden, aus dem Feuer gerissene Holzscheite nennt. Und überall verkündigt der Herr die Schwierigkeiten des Heiles.

Warum machen sie also durch jene falschen Fabeln und Versprechungen von Vergebung das Volk sicher und furchtlos, wo doch die Ablässe den Seelen geradezu nichts Gutes zum Heil und zur Heiligkeit beitragen, sondern lediglich die äußere Strafe wegnehmen, die man einst nach dem geistlichen Recht aufzulegen pflegte.
Schließlich sind die Werke der Frömmigkeit und der Nächstenliebe unendlich besser als Ablässe und dennoch predigt man sie weder mit solchem Gepränge noch mit so großem Eifer, im Gegenteil wegen der zu predigenden Ablaßgnaden schweigt man von ihnen, wo es doch die erste und einzige Pflicht aller Bischöfe ist, daß das Volk das Evangelium und die Liebe Christi lernt. Christus hat niemals aufgetragen, Ablässe zu predigen, aber nachdrücklich hat er geboten, das Evangelium zu predigen. Wie groß ist das Entsetzen, welche Gefahr entsteht einem Bischof, wenn er - während das Evangelium verstummt - nur den Lärm der Ablässe auf sein Volk zuläßt und sich mehr um diese kümmert als um das Evangelium. Wird nicht Christus zu ihnen sagen: Ihr seihet Mücken aus und verschluckt ein Kamel?
Es kommt hinzu, hochwürdigster Vater im Herrn, daß es in jener Instruktion für die Ablaßkommissare, die unter Eurem Namen ausgegangen ist, heißt (sicher ohne Euer Wissen und Eure Zustimmung), die eine der Hauptgnaden sei jenes unvergleichliche Geschenk Gottes, durch das der Mensch mit Gott wieder versöhnt wird und alle Strafen des Fegefeuers getilgt werden; desgleichen, daß eine Reue nicht nötig für die sei, die Seelen erlösen oder Beichtbriefe kaufen.

Aber was soll ich tun, bester Vorgesetzter und erlauchtetester Fürst, außer daß ich durch den Herrn Jesu Christi Eure ehrwürdigste Väterlichkeit bitte, auf diese Sache ein Auge väterlicher Sorge zu werfen und jenes Büchlein ganz wegzunehmen aufzuheben und den Ablaßpredigern eine andere Form der Verkündigung aufzuerlegen, damit nicht vielleicht am Ende einer auftritt, der mit veröffentlichten Schriften sowohl jene als auch jenes Büchlein widerlegt zu höchstem Schimpf für Eure durchlauchtigste Hoheit. Daß dieses geschieht, verabscheue ich entschieden, aber ich fürchte es wird geschehen, wenn nicht schnell für Abhilfe gesorgt wird.
Diese treuen Dienste meiner Wenigkeit, bitte ich, möge Eure durchlauchtigste Gnaden anzunehmen sich würdigen auf fürstliche und bischöfliche Weise, das heißt gnädigst, so wie ich diese Dienste mit treuestem und Eurer ehrwürdigsten Väterlichkeit ergebensten Herzen erbiete - auch ich nämlich bin ein Teil Eurer Herde.

Der Herr Jesus bewahre Eure ehrwürdigste Väterlichkeit in Ewigkeit.

Aus Wittenberg 1517, am Abend vor Allerheiligen.

Wenn es Eurer ehrwürdigsten Väterlichkeit gefällt, könnte sie diese meine Disputationsthesen ansehen und daraus ersehen, wie zweifelhaft die Lehre vom Ablaß ist, die jene als ganz sicher ausstreuen.

Der unwürdige Sohn
Martin Luther, Augustiner, berufener Doctor der hl. Theologie.

Hieronder een 'ongeautoriseerde' herdruk van de 95 stellingen, zoals die in Nürnberg (1518?) is verschenen. [click to zoom]. Een selectie in vertaling vindt u onder de afbeelding. Voor meer info (inleiding, tekst Latijn-Nederlands, en summiere duiding:
http://www.dick.wursten.be/luther_95stellingen.htm

klik hier voor een afbeelding van de drie oudste edities

lutherthesen2

1518, Stölzel, Nürnberg

Luther zegt niets nieuws. De priester is nodig bij het 'sacrament van de verzoening' en de paus mag aflaten uitschrijven.

  • 7. God vergeeft niemand de schuld zonder hem te brengen tot deemoedige gehoorzaamheid aan de priester als zijn plaatsvervanger.
  • 61. Het is duidelijk, dat voor kwijtschelding van straf en vrijspraak in bepaalde gevallen de macht van de paus alleen voldoende is.

Maar dan gaat hij verder met stellingen die u per tweetal moet lezen: enerzijds akkoord, maar anderzijds.

  • 62. De ware schat der Kerk is het heilig Evangelie van de heerlijkheid en de genade van God.
  • 63. Maar deze schat wordt - logisch - zeer gehaat, want hij maakt de eersten tot de laatsten.
  • 64. De schat der aflaten daarentegen is bijzonder geliefd - ook logisch - want hij maakt de laatsten tot de eersten.
  • 65. De schatten van het Evangelie zijn dus de netten waarmee men vroeger vermogende mensen ving.
  • 66. De schatten van de aflaat zijn de netten waarmee men nu het vermogen van de mensen vangt.
  • 67. De aflaat, die door de predikers als de 'grootste genade' verkondigd wordt, moet inderdaad 'groot' heten, in die zin, dat hij veel opbrengt.
  • 68. Maar de aflaat is werkelijk uiterst gering, vergeleken met de genade van God en het geloofsleven onder het kruis.
  • 69. De bisschoppen en pastoors zijn verplicht de commissarissen van de apostolische aflaat met alle eerbied toe te laten.
  • 70. Maar ze zijn nog meer verplicht met ogen en oren op te letten, dat deze commissarissen niet in plaats van wat de paus heeft opgedragen hun eigen fantasieën prediken.
  • 71. Wie de waarheid van de pauselijke aflaat weerspreekt, die zij vervloekt en verdoemd!
  • 72. Maar wie zich bezorgd maakt over de willekeur en de brutaliteit in de woorden van de aflaatpredikers, die zij gezegend!

En de scherpste aanval zit 'm in een opsomming van 'wat men zegt over de aflaat' ... en waar serieuze theologen en priesters de handen aan vol hebben om dat te weerleggen. Tijd voor de bisschop en de paus om paal en perk te stellen dus. Orde op zaken, opening van zaken. Bijv...

  • 82. Te weten: Waarom ruimt de paus het vagevuur niet leeg vanwege zijn allerheiligste liefde en vanwege de grote nood der zielen.
  • 86. -- Of: waarom bouwt de paus nu niet liever de St. Pieterskerk van zijn eigen geld in plaats van dat van de arme christenen, terwijl toch zijn vermogen groter is dan dat van de rijkste Crassus?

 

Vandaag, 31 oktober 2016,  is het Hervormingsdag. Tegelijk wordt op die dag het ‘Lutherjaar’ ingezet (500 jaar geleden...). Groots in Duitsland, langzaam maar zeker ook in de Nederlanden..., maar valt er eigenlijk wel wat te vieren ? En is dat nog van enig actueel belang ?

Historie

Het begon met een Augustijner monnik, Martin Luther, die zich in de zestiende eeuw enorm ergerde aan de manier waarop anderen marchandeerden met het schuldgevoel van de mensen. Ze verkochten aflaatbrieven (kwijtschelding van opgelegde boete) voor elke denkbare zonde. Ze speelden daarbij in op de menselijke angst voor de hel op een manier die alles had van emotionele chantage. Op zich had Luther niets tegen de idee dat je een fout die je begaan had, kon rechtzetten door bijv. geld te geven voor een goed doel zoals de bouw van een kerk of de oprichting van een ziekenhuis. Maar dat je zonder een spoor van berouw met geld alles kon afkopen wat je misdaan had, vond hij immoreel. Zeker omdat sommige aflaatverkopers zich gewoon gedroegen als ‘marktkramers’ die hun waar aan de man wilden brengen en mikten op een zo hoog mogelijk omzet. Als serieuze monnik, gewetensvolle pastor en professor theologie wilde hij deze praktijken aanklagen en als het even kon, een halt toeroepen. Daarom zond hij op de vooravond van Allerheiligen (31 oktober) een brief aan de aartsbisschop van Mainz, die verantwoordelijk was voor de aflaatverkoop met een bewogen oproep om deze ten hemel schreiende praktijk een halt toe te roepen. Bij die brief voegde hij 95 stellingen, die hij over dit onderwerp had opgesteld. Deze stellingen – zo wil de legende – nagelde hij op diezelfde avond op de poort van de slotkerk van Wittenberg waar hij professor was. Dit was geen publieke provocatie maar de gewone gang van zaken om een academisch debat aan te kondigen. In die stellingen was hij ook behoorlijk kritisch over de paus, die volgens Luther z’n boekje toch wel te buiten ging. Hij beoogde dus een ‘discussie onder geleerden’ – de stellingen waren in het Latijn – maar ze vonden veel weerklank. Zo veel dat kort erna een enorme strijd in de katholieke Kerk losbrandde over wie er nu eigenlijk mocht bepalen wat wel en niet ‘christelijk’ was en in hoeverre veel dingen die in de kerk vanzelfsprekend waren, eigenlijk wel correct waren. Luther gebruikte daarbij consequent de Bijbel als criterium. Dit leidde al snel tot nieuwe vormen van kerk-zijn (los van de paus en de bisschop). De volkstaal werd ingevoerd in de mis, priesters huwden, kloosters werden opgeheven, de heiligenverering afgeschaft etc. De ene Kerk van West-Europa scheurde. 31 oktober is zo het begin geworden van wat wij ‘de Reformatie’ noemen: de Kerkhervorming.

Actualiteit

Te denken gevend wordt dit feest, als je je richt op de wijze waarop dit allemaal gebeurde en welke gevolgen het had voor de samenleving. Luther durfde de autoriteit van een instituut, dat eeuwenlang het leven had bepaald en ook de politiek had gedomineerd, in vraag te stellen. Hij deed dat radicaal en wel op grond van een zelfstandige herlezing van de Heilige Geschriften. Hij gebruikte daarvoor de – toen – allermodernste inzichten en middelen. Hij greep terug naar de bronteksten, analyseerde die in de originele talen, plaatste ze in hun context en probeerde ze voor zichzelf te laten spreken. Dat is niet gelukt natuurlijk, want onmogelijk, maar toch: de poging is lovenswaardig. Ik vind dat wij dat vandaag weer veel te weinig durven: de Bijbel lezen met de inzichten en middelen van onze tijd, maar dit terzijde. Voor de verspreiding van zijn inzichten gebruikte hij de moderne media (boekdrukkunst) en greep hij naar de volkstaal (Duits). Hij en zijn medestanders schuwden ook het populisme niet. Met muziek (liederen), satirische teksten, cartoons, spotprenten (over de paus bijv, die ook vandaag nog pijn doen) zochten ze de steun van het volk. Met succes. Wat ze echter niet konden overzien, was dat hierdoor een zodanige polarisering ontstond dat het niet bij een binnenkerkelijke twist bleef. De discussie deinde uit over de hele samenleving en de tegenstellingen begonnen families, steden, landen en volken te verscheuren. Er ontstond een enorm ‘wij-zij’ denken, gecentreerd rondom geloofsopvattingen. Religie werd een partijnaam en omdat beide partijen absoluut zeker waren van hun gelijk, konden ze al snel niet meer samenleven op één stuk grond. Na een eeuw van strijd, die daarop volgde – en die natuurlijk met veel meer dan religie te maken had, maar toch – moest de kaart van Europa tenslotte hertekend worden om vrede te kunnen stichten. En de nieuwe grenzen konden niet anders getrokken worden dan langs religieuze lijnen. Religies hebben een samenbindende kracht, zeker, maar als die samenbindende kracht anderen uitsluit (verkettert) dan is precies dat aspect samenlevingsbedreigend.

Dus: Hervormingsdag is voor mij dus enerzijds een feest: Ik vier de triomf van het vrije denken en bijbels geïnspireerd geloven op in zichzelf gekeerde instituten. Anderzijds is het voor mij een waarschuwing: Sluit je nooit op in je eigen levensbeschouwelijk gelijk, maar probeer altijd te blijven zoeken samen met anderen, vooral met diegenen met wie je het oneens bent. Anders is het feest gauw afgelopen.

DW

luther_autograph1539

“Als ik wist dat morgen de wereld zou vergaan, dan zou ik vandaag een appelboompje planten…”

zo luidt één van de fraaiste Luther quotes, die ik ken. Of Luther het ook gezegd heeft: niemand weet het. Geschreven heeft hij het in elk geval niet. De eerste schriftelijke vermelding van deze uitspraak als komend uit de mond van Luther dateert uit 5 oktober 1944. Dominee Karl Lotz  (van de Bekennende Kirche, een groep Duitse protestanten die zich in 1934 verenigden om zich tegen Hitlers annexatie van de kerk (Deutsche Christen) te verzetten) beëindigt hiermee een brief aan zijn collega's. Hij wil ze bemoedigen om het vol te houden, terwijl de 'wereld vergaat'. Eerdere versies komen uit de kringen van 'mystiek geïnspireerde eindtijd-gelovigen' (volgelingen van J.A. Bengel) en dateren dus uit de late 18de eeuw.

Bekend werd het woord in brede kring toen in 1950 op de Duitse radio een gedicht werd voorgelezen van Goddfried Benn.

Was meinte Luther mit dem Apfelbaum?
Mir ist es gleich. Auch Untergang ist Traum.
Ich stehe hier in meinem Apfelgarten
Und kann den Untergang getrost erwarten.
Ich bin in Gott, der außerhalb der Welt
noch manchen Trumpf in seinem Skatblatt hält.

Wat bedoelde Luther met de appelboom? Mij maakt het niet uit. Ondergaan is ook een droom. Ik sta hier in mijn appelgaard en kan getroost wachten op de ondergang. Ik ben in God, die buiten de wereld nog menige troefkaart in zijn pak heeft.

De uitspraak werd gemeengoed en kon aan zijn carrière als spreekwoord van Luther beginnen. Hoimar von Ditfurth, een indertijd zeer bekende Duitse wetenschapsjournalist, gebruikte het zelfs in de titel van zijn boek (bestseller) waarin hij waarschuwt voor een (ecologische) catastrofe veroorzaakt door de mens die hypertrofe technologische producten bezit (atoombom), maar wiens brein nog netzo primitief is als dat van onze in stammen jagende voorouders "So laßt uns denn ein Apfelbäumchen pflanzen. Es ist so weit", Lingen Verlag, Köln 1985.

Helemaal on-Luthers is het nu ook weer niet, zowel inhoudelijk (theologisch) als materieel (horticultuur). Vergelijk het eens met dit citaat uit een brief van Luther aan zijn vriend Wenceslas Link (nieuwjaarsdag 1527 - geciteerd in Selderhuis 2016):

Ik ben er erg blij mee dat je me voor het voorjaar zaad belooft. Stuur maar zo veel je kunt, want ik zie er zeer naar uit... Ook al gaan de satan en zijn aanhangers tekeer, ik lach hen ondertussen mooi uit doordat ik me verheug over mijn tuin, dat wil zeggen over de zegeningen van de Schepper en daar tot Zijn eer van geniet.

De vondst van vroegere Luthervorsers om het appelboompjesverhaal te redden door het te koppelen aan het crisisjaar 1532 (Luther was zwaar ziek en dacht niet lang meer te leven te hebben en koopt toch een tuin van een zekere Hans Heuffner)  is mooi gevonden maar blijft Hineininterpretierung. Die trouwens z'n papieren verliest als je beseft dat de melding van de aankoop van deze tuin op een mededeling van F. S. Keil berust, die in de 18de eeuw over Luthers fysieke problemen lezenswaardige dingen geschreven heeft (vier boekdelen!), maar hier geen bron vermeldt. Latere historici hebben die wel gezocht, maar ook niet gevonden.

Dick Wursten