Heeft Luther echt de 95 stellingen vastgenageld op de deur van de slotkapel te Wittenberg?

Waar of niet waar ?

Luther, op de vooravond van Allerheiligen, 31 oktober 1517,  met een hamer in de hand en enkele nagels (spijkers voor de Hollandse lezers) in zijn monnikspij op weg naar de slotkapel van Wittenberg, woedend om de schande van de aflaatverkoop. Hij rolt een groot vel papier uit, pakt de hamer vast en nagelt het op de deur van de kerk. De hamerslagen weergalmen in de kerk, door het stadje…  en weerklinken tot in Rome.

Op mijn website kunt u ze lezen (in het Latijn en Nederlands, met heel kort commentaar)

Zo ongeveer vertellen we het verhaal. Is het ook zo gegaan ? Tot ongeveer 50 jaar geleden twijfelde niemand daaraan. Er waren gravures van, het stond in elke biografie, en het was verfilmd.

thesenanschlag

Legende…

[NB: tekstupdate met bronvermeldingen, 15 juli 2017]

In 1961 liet een (rooms-katholieke) professor kerkgeschiedenis, Erwin Iserloh, een bom ontploffen in het kamp der Luther-geleerden door te suggereren dat de Thesenanschlag hoogstwaarschijnlijk nooit heeft plaatsgevonden. Hij stelde
– 1. dat Luther er zelf nooit iets over heeft gezegd, wat vreemd is, want Luther is juist behoorlijk openhartig over z’n leven en hield wel van een ‘goed verhaal’;
– 2. dat er geen ooggetuigenverslagen van zijn;
– 3. dat er geen drukversie van de thesen uit Wittenberg bekend is;
– 4. dat het verhaal pas opduikt na Luthers dood (Melanchthon in zijn terugblik op Luthers leven na diens overlijden); en
– 5. ook dan nog ‘van horen zeggen’, want Melanchthon was er niet bij;
– 6. dat je geen academische stellingen op een kerkdeur slaat. [dit is het enige argument dat echt weerlegd is: de kerkdeuren waren de ‘valvae’ (mededelingenborden) van de universiteit – zie onder].
Tegelijk wijst hij erop dat Luther op 31 oktober wel degelijk iets gedaan heeft, iets zeer belangrijks zelfs, namelijk een ‘brief’ schrijven aan zijn overste (bisschop van Brandenburg) en de aartsbisschop (Albrecht van Mainz) met een dringend verzoek om de zaak van de aflaatpredikers aan te pakken omdat die hun hun boekje verre te buiten gaan. Bij deze brief – en ook dat is gedocumenteerd – voegt hij een reeks stellingen (handgeschreven, gedrukt?). Deze brief is gedateerd op 31 oktober 1517. The rest is legend…

Eigenlijk niet meer dan logisch, zegt Iserloh, om een onderwerp als dit eerst via de geëigende binnenkerkelijk kanalen (brief aan de ‘kerkelijke leiders’ met de 95 stellingen in attachment) aan te kaarten in plaats van er meteen de boer mee op te gaan. Die stellingen waren dan ook geen publieke provocaties, maar voer voor een debat onder theologen. Dat is bij eerste èchte lezing (van de behoorlijk complexe latijnse stellingen) ook meteen duidelijk. Trouwens, Luther heeft precies dàt ook met zoveel woorden gezegd. Bijv. in een brief van 3 maart 1518, gericht aan zijn vriend en collega, Christopher Scheurl, professor Rechten in Neurenberg. Scheurl is één van degenen die de stellingen begin 1518 had verspreid (zowel manuscriptu als gedrukt èn naast latijn ook een Duitse versie). Luther schrijft dat hij daar eigenlijk helemaal niet zo mee was opgezet. Had hij dat gewild, dan had hij ze wel zorgvuldiger geformuleerd, zegt hij. Hij legt aan Scheurl vervolgens expliciet uit hoe hij zelf gedacht had, dat het zou gaan met die stellingen. Hij had ze opgesteld voor een ‘discussie in beperkte kring van collega’s en vrienden’ (academisch dus) om hun kwaliteit te testen. Daarom had hij ze naar zijn collega’s gezonden met de uitnodiging tot een samenkomst hierover. Zou dat niet lukken, of ze hem dan misschien schriftelijk hun mening zouden kunnen laten geworden. Mochten de stellingen in deze collegiale conversatie (disputatie, gesprek, briefwisseling, alles was dus mogelijk) overtuigend en sterk genoeg blijken (kerkelijk-juridisch en inhoudelijk-theologisch dus), dan zou hij ze publiceren. Indien niet, dan zou hij ze klasseren. Dit zegt toch eigenlijk wel veel… [hier het originele citaat uit de brief aan Scheurl]

   … of toch historie ?

Toch is dit niet het laatste woord over deze kwestie. In de afgelopen halve eeuw heeft men vastgesteld dat de de locatie op zich niet zo vreemd is: De slotkapel werd gebruikt als collegezaal door de universiteit en de poort diende als ‘Valvas’ (mededelingenbord van de unief). Aankondigingen van disputaties (standaard-onderwijsvorm) dienden te worden opgehangen aan alle Wittenbergse kerkdeuren (niet alleen van de slotkapel), aldus het universiteitsreglement. Dat er dus een blad met Luthers stellingen heeft gehangen is zeker niet onmogelijk. Dat Luther er nooit iets van gezegd heeft, blijft wel een belangrijk argument maar is op zich ook niet doorslaggevend, want het ‘ophangen’ op zich is niet perse vermeldenswaard. Het gaat om de ‘publicatie’. Alleen – en dat is dus al een zekere correctie op de legende – werd dat dan niet gedaan als provocatief publiek statement door een verontwaardigde professor, maar door de dekaan (d.w.z. door zijn manusje van alles, de ‘pedel’) als een intern academisch gebeuren. Dat er geen ooggetuigeverslagen van zijn, zegt dus niets. Het zou een fait divers geweest zijn, geen wereldhistorische gebeurtenis. Het gebeurde elke week, zeg maar, dus waarom zou iemand er nota van genomen hebben? Verder blijkt één van de oudst bekende drukvormen (editie Nürnberg, waarschijnlijk verzorgd door Scheurl) overeen te komen met de wijze waarop Luther zijn stellingen liet drukken in Wittenberg. Onlangs heeft men namelijk een folio ontdekt met stellingen van Luther over de scholastieke theologie (datering september 1517), gedrukt in Wittenberg bij Johann Rhau-Grunenberg, waarvan de layout (m.n. de nummering in groepen van 25) hetzelfde is als die van Luthers thesen tegen de aflaat (klik hier voor meer over de diverse drukken). Tenslotte heeft in 2006 iemand opnieuw aandacht gevraagd voor een handgeschreven notitie in de marge van een Duitse Bijbel waarin het ‘uithangen van de stellingen aan de kerkdeuren (NB: meervoud!) van Wittenberg’ wordt vermeld. De notitie is van de hand van een vaste medewerker van Luther, Georg Rörer en staat in een Duitse bijbel die tussen 1541 en 1544 door een kring geleerden, incl. Luther, werd geannoteerd met het oog op een verbeterde herdruk (die in 1545 verschenen is) (Zie onder voor een afbeelding en transcriptie). Daarmee is Philippus Melanchthons vermelding van het verhaal in 1546 (introductie van Luthers’ werken, postume uitgave) niet meer de eerste keer dat het verhaal wordt verteld. Echter: Rörer was net als Melanchthon niet zelf getuige want niet in Wittenberg. Het blijft dus ‘van horen zeggen’. Opvallend – en pleitend tegen het verhaal – is tenslotte nog dat Melanchthon de thesenanschlag voordien nooit genoemd heeft, terwijl hij wel meermaals over de 95 stellingen zelf heeft geschreven. Dan heeft hij het altijd over Luther die ze ‘geschreven’ (scripsit) , ‘uitgegeven-gedrukt-gepubliceerd’ (edidit) of ‘voorgesteld’ (proposuit) heeft. Nooit ‘aangeslagen-vastgemaakt’ (affixit, zo pas in 1546)

Is dit belangrijk?

Zeker! Door die spectaculaire Thesenanschlag uit het centrum van de aandacht te halen, komt beter aan het licht dat Luther blijkbaar binnen de officiële kerkelijke kaders is begonnen: brief aan (aarts)bisschop, dringend verzoek om op te treden, tegelijk en parallel daaraan: intern-academisch (theologisch) debat opstarten over de leer aangaande de aflaat (ook volledig legaal, een professor mag dat, mòet dat doen), en dan hopen dat de kerkelijke machinerie op gang komt om de geperverteerde aflaathandel te zuiveren. De reacties blijven echter uit en als ze komen, zijn ze niet bemoedigend. Onderwijl zijn de stellingen wel een eigen leven gaan leiden, met name omdat vrienden van Luther ze zijn gaan verspreiden (manuscript, druk) en als we Scheurl mogen geloven: ook vertalen in het Duits. Voorjaar 1518 besluit Luther dan niet langer te wachten. Hij publiceert de Sermon von den Ablass, een samenvatting in het Duits van zijn kritiek (kort, krachtig, scherp, eenvoudig). Hiermee zoekt hij nu ook zelf het publieke debat en is dus het hek van de dam. Die publicatie is het echte ‘oermoment’ van de Reformatie. Men schat dat van dit boek de oplage boven de 20.000 is gegaan (en meteen vertaald o.a. in het Nederlands), terwijl van de stellingen er hoogstens 200 zijn verkocht geraakt. Nu lag de zaak ‘op straat’ en kon hij niet meer terug (achter de veilige muren van de Academische aula). Hij is de Rubicon overgestoken: alea iacta est.

Wat is er dus echt gebeurd ?

We zullen het nooit zeker weten (dat is het lot van historici en dat moeten we ook gewoon zeggen), maar ik heb wel een idee… : Ik zie het voor me:

Op de vooravond van Allerheiligen besluit Luther om z’n ergernis over de brutale aflatenverkoop niet enkel in preken of gesprekken aan de orde te stellen, maar er iets mee te doen, iets dat zijn eigen studeerkamer of universiteitsstadje (in een ‘uithoek’ van het Rijk) zou overstijgen. Hij had al langer zitten broeden op een disputatie met z’n collega-theologen, liefst ook buiten Wittenberg. Het leek hem wel iets om dit openlijk te organiseren (zoals in Leipzig in 1519 ook ten dele is gebeurd, alleen was het vertrouwen toen al ver zoek) en had daarvoor al een aantal academische stellingen genoteerd. Maar veel urgenter is dat de kerkelijke leiders de aflaatverkopers zo snel mogelijk een halt toeroepen. Hij begint bij dat laatste en schrijft een vlammende brief aan de aartsbisschop (zoals gezegd bewaard, gedateerd en wel) en besluit om alvast maar een net afschrift (hetzij met pen, hetzij gedrukt, dat is niet duidelijk, ik gok op handgeschreven) van de 95 thesen bij te voegen. Of de Wittenbergse universiteitsdrukker (Johann Rhau-Grunenberg) op Luthers verzoek de thesen voor de disputatie heeft gedrukt of dat Luther handgeschreven kopieën heeft laten maken, maakt voor het vervolg ook niet zoveel uit. De onderzoekers tenderen naar gedrukte versies. Zeker is dat hij exemplaren naar een selecte groep vrienden en collega’s in Wittenberg en daarbuiten heeft gestuurd.  Er is zelfs een begeleidend schrijven van zo’n zending bewaard, gedateerd 11 november 2017, geadresseerd aan prof. Johannes Lang in Erfurt. Als we aannemen dat hij een openbare disputatie in Wittenberg wenste (wat ik onaannemelijk blijf vinden, maar soit), dan heeft hij die stellingen volgens het interne reglement naar de dekaan van de faculteit gestuurd, met het verzoek om de thesen te publiceren ‘Ad valvas’. Vervolgens zie ik dus niet Luther zelf, maar de de officiële assistent van de dekaan voor praktische zaken, de pedel, naar de slotkapel wandelen, op z’n gemak, niet op 31 oktober zelf. Dat was een feestdag. Ik stel voor: in de week erna. Of stel dat Luther de bisschop echt de tijd heeft gegegeven eerst te reageren, dan zou ik zeggen: ergens half november, als het antwoord uitblijft. Ik zie de pedel dan enkele oude mededelingen verwijderen om plaats te maken voor het vel papier met de 95 stellingen en dat daar dan bevestigen. NB: zeker niet met hamer en nagels, maar met een vorm van kleeflak, of een soort was. En hetzelfde moet hij dan ook gedaan hebben op de deuren van de andere Wittenbergse kerken. Hoe dan ook: binnen enkel weken (aldus Luther, maar hij overdrijft misschien wat) is Luthers ‘aanval op de aflaat’ (.d.w.z.: dat hij aan de alarmbel heeft getrokken bij de kerkelijke leiders, en dat hij de zaak ten grond wil bediscussiëren met collega’s), the talk of the town, en binnen enkele maanden ook een veelbesproken gespreksonderwerp in Europa. Er verschijnen drukken in Nürnberg en Leipzig in folioformaat (poster), en in Basel als een kleine brochure. klik hier voor de nodige afbeeldingen met achtergrondinfo.

The rest is history…

Enkele bronnen:

  • [link naar een andere pagina op deze site: Een samenvatting van Erwin Iserloh zelf (Duits) uit 1966/1968.]. Of een Engelse historicus die hetzelfde zegt in de eerste twee van zijn 95 stellingen over Luther.
  • brief van Luther aan Christoph Scheurl: … quod miraris, cur non ad vos eas miserim , respondeo, quod non fuit consilium neque votum eas evulgari , sed cum paucis apud et circum nos habitantibus primum super ipsis conferri , ut sic multorum judicio vel damnatæ abolerentur, vel probatae ederentur. [“… omdat je verwonderd bent dat ik ze niet naar jou heb gestuurd: wel, het was niet mijn bedoeling ze te publiceren, maar om eerst eens te overleggen met een aantal nabije collega’s, om – bij een negatief oordeel – ze te vernietigen, dan wel bij een positief oordeel, ze uit te geven.”]
  • Twee voorbeelden van hoe Luther zelf over zijn activiteiten op 31 oktober 1517 heeft gesproken/geschreven. 1. Uit Luthers Tischreden, niet perse betrouwbaar, maar wel bruikbaar, omdat ze niet officieel zijn. Hier zou je qua branie eerder een ‘meer dan een minder’ verwachten. Ze zijn uit verschillende bronnen samengebracht en genummerd en zo opgenomen in de uitgave van Luthers werken: Hier de meest geciteerde: 2455a: Anno 17. in die omnium sanctorum incepi primum scribere contra papam et indulgentias. [WATr 2, p. 467). Luther zegt hier dat hij ‘op de dag van Allerheiligen 1517 begonnen is tegen de paus en de aflaten te schrijven. That’s all folks, niets over een hamer of een kerkdeur, enkel schrijven. 2. uit zijn Brieven: Tien jaar na de feiten stuurt hij een brief aan de voormalige prior Nikolaus Amsdorf, waarin hij voorstelt een ‘glas te heffen’ om de 10de verjaardag van de ‘vernietiging van de aflaten‘ te gedenken : Wittembergae die Omnium Sanctarum anno decimo indulgentiarum conculcatarum, quarum memoria hac hora bibimus utrinque consolati (WABr 4, 275). Hier kun je ook weinig concreets uit afleiden behalve dat hij zelf 31/10/1517 wel als een cruciale datum heeft beleefd. Maar het verzenden van zijn ‘brief op poten’ met de 95 stellingen in bijlage, voldoet prima om deze feeststemming te verklaren.
  • In de brief aan zijn bisschop waarin hij toestemming vraagt om zijn toelichtingen op de stellingen (Resolutiones) te publiceren (13/2/1518), licht hij de 95 thesen toe: Itaque emisi disputationem invitans et rogans publice omnes, privatum vero, ut novi, quosque doctissimos, ut vel per literas suam sententiam aperirent. Hij claimt dus dat hij per brief zijn meest geleerde collega’s heeft uitgenodigd om daarover te discussiëren, hetzij openlijk (debat) hetzij per correspondentie. Dit wordt door de voorstanders van de provocatieve Thesenanschlag afgedaan als een ‘diplomatieke leugen’. Nochtans is het ook precies wat boven de clandestiene uitgaven van de 95 thesen te lezen staat (zie hier. )
  • Enkele voorbeelden waar Luther zelf zijn bedenkingen uit bij de publicatie van de 95 thesen, omdat ze ‘disputandi causa’ (om over te debatteren) waren: Inter quae sunt, quae dubito, Nonnulla ignoro, aliqua et nego, Nulla vero pertinaciter assero (WABr 1, 139, 52, aan de bisschop van Brandenburg, 13/2/1518.);  Sunt enim nonnulla mihi ipsi dubia (WABr 1, 152, 13, de reeds geciteerde brief van 5/3/1518 aan Christoph Scheurl, die waarschijnlijk verantwoordelijk is voor de editie in Nurnberg. Begin 1518 stuurde Scheurl kopieën van de handgeschreven versie aan diverse vrienden); ...disputationes sunt, non doctrinae, non dogmata, obscurius pro more et enygmaticos positae (WA 1, 528, aan Paus Leo X, aan wie Luther zijn toelichting op de 95 stellingen opdraagt in mei 1518. De Resolutiones.)
  • Over de pedel: Bidellorum munus esto … disputationes, promotiones in scholis publicare et ecclesiarum valuis intimare, zeggen de statuten van de Wittenbergse universiteit: dus op alle kerkdeuren van Wittenberg, niet enkel op die van de slotkapel.
  • 1546: Melanchton schrijft in het voorwoord van Luthers’ werken (Latijn) dat Luther de 95 stellingen “publiekelijk aan de kerk in de buurt van het Wittenberger kasteel heeft aangeslagen, op de dag voorafgaand aan het feest van Allerheiligen”. Volledige citaat in context: In hoc cursu cum esset Lutherus, circumferuntur venales indulgentiae in his regionibus a Tecelio Dominicano impudentisrimo sycophanta, cuius impiis et nefariis concionibus irritatus Lutherus, studio pietatis ardens, edidit Propositiones de lndulgentiis, quae in primo Tomo monumentorum ipsius extant, Et has publice Templo, quod arci Witebergensi contiguum est, affixit pridie festi omnium Sanctorum anno 1517 (CR 6, 161f. ).
  • In 2007 werden de debatten heropend (onder veel persaandacht, een goede publiciteitsstunt) doordat een ontdekking werd aangekondigd die nieuw licht zou werpen op de Thesenanschlag. Het betrof een aantekening van Luther’s vriend en medewerker Georg Rörer (1492-1557) in de marge van een exemplaar van het Nieuwe Testament (nu in de bibliotheek te Jena). Om precies te zijn: tussen de regels van het register met kerkelijke feestdagen achterin: “Anno domini 1517 in profesto omnium Sanctorum, p… Witemberge in valvis templorum propositae sunt … de Indulgentiis, a Doctore Martino Luthero”. Hier zegt iemand die er niet bij geweest is, dat op alle kerkdeuren van Wittenberg Luther zijn opvattingen over de aflaten heeft ‘voorgesteld’ (‘propositae’ = de technische term voor de afkondiging van stellingen voor een debat). Deze aantekening is te dateren tussen 1541 en 1544. De bijbel in kwestie is namelijk het werkexemplaar van de Lutherbijbel van 1541, waar Luther, Melanchthon en Rörer (soort wetenschappelijk secretaris) verbeteringen en annotaties aanbrachten met het oog op de definitieve versie, de bijbel van 1545. De aantekening dateert dus heel waarschijnlijk van vóór de afsluiting van dit proces, dus 1544. Daarmee is ze nu de eerste vermelding van de academische publicatie van de Luthers’ stellingen, geheel conform de statuten van de Universiteit, nl. op alle kerkdeuren van Wittenberg. Opnieuw: dit bevestigt de idee dat er een actie in ‘de academische ruimte’ heeft plaatsgevonden, een oproep van een bezorgde, bewogen en bevlogen professor tot een debat. Dit bevestigt dus niet de emotionele publieke provocatie, die de legende suggereert. Bewijzen doet de aantekening niets. Rörer was er ook niet bij. En hij kan die opmerking ook op eigen gezag hebben toegevoegd. Enkel zou je kunnen zeggen: tegen dat Luther z’n einde nadert (1545) begint het verhaal over zijn begin opgeld te doen. In elk geval: Rörer zat dicht bij de bron.
Rörer’s notitie (net voor het colofon)

Als u dus aan de kerkdeur-stellingen gehecht bent, dan mag je dus zeggen dat Luther zijn 95 stellingen heeft gepubliceerd door ze te laten uithangen ‘ad valvas’ (via de dekaan, door de pedel).

Het verhaal hoeft trouwens ook de wereld niet uit, zelfs niet als het niet waar is, want het is onovertrefbaar qua zeggingskracht. Het vat in één beeld samen wat er gebeurde. Se non è vero, è ben trovato. Zolang u deze thesenanschlag maar ziet als wat het is: een legende, d.w.z. ze verschaft de legenda bij het lezen van het echte verhaal. Net als die kernachtige zin, die Luther misschien ook nooit zo gezegd heeft maar die toch zijn hele speech voor de rijksdag in Worms (en zijn houding t.o.v. de gevestigde kerk) samenvat: Hier sta ik, ik kan niet niet anders. 

Dick Wursten