Het lied van Elisabeth Cruciger

Herr Christ der einig Gottes Sohn

Christus uit God geboren (lied 517) || Christus met eer gekroonde (gez. 158)

Weser Renaissance olv Manfred Cordes: Herr Christ der einig Gotts Sohn (Johann Walter, 1524)
Elisabeth’s liedNederlandse vertaling
1.  Herr Christ, der einig Gotts Sohn,
Vaters in Ewigkeit,
aus seinem Herzen entsprossen,
gleich wie geschrieben steht,
er ist der Morgensterne,
sein Glänzen streckt er ferne
vor andern Sternen klar;
1 Christus, uit God geboren
vóór alle eeuwigheid
komt ons als woord ter ore,
verschijnt in onze tijd,
een ster, die alle sterren
te boven gaat, hen verre
en glansrijk overstraalt
2.  für uns ein Mensch geboren
im letzten Teil der Zeit,
daß wir nicht wärn verloren
vor Gott in Ewigkeit,
1
den Tod für uns zerbrochen,
den Himmel aufgeschlossen,
das Leben wiederbracht:
2 Gij, als een mens geboren,
in ’t midden van de tijd.
Geen mens gaat nog verloren
voor God in eeuwigheid.
De macht des doods gebroken,
de hemelpoort gaat open,
Gij brengt het leven weer
3.  Laß uns in deiner Liebe
und Kenntnis nehmen zu,
daß wir am Glauben bleiben,
dir dienen im Geist so,
daß wir hie mögen schmecken
dein Süßigkeit im Herzen
und dürsten stets nach dir.
3 U kennen doet ons bloeien,
uw liefde doet ons goed.

Laat ons vertrouwen groeien
En schenk ons goede moed,
Opdat wij hier reeds smaken
hoe zoet en zaligmakend
uw grote goedheid is.
4.  Du Schöpfer aller Dinge,
du väterliche Kraft,
regierst von End zu Ende
kräftig aus eigner Macht;
das Herz uns zu dir wende
und kehr ab unsre Sinne,
daß sie nicht irrn von dir.
4 Gij, Schepper aller dingen,
Gij Vaderlijke kracht
,
Gij heerst alom op aarde
geen grens kent uwe macht.
Wil dan tot u bekeren
Ons hart en zijn begeren,
God die ons thuis verwacht.
5.  Ertöt uns durch dein Güte,
erweck uns durch dein Gnad;
den alten Menschen kränke,
daß er neu’ leben mag,
wol hie auf dieser Erden
den Sinn und alls Begehren
und Danken ha[b]n zu dir,
5 Wij sterven door uw goedheid,
die ons het leven geeft.
De oude mens moet heengaan,
de nieuwe Adam leeft,

om reeds hier op de aarde
de zin, de lust, het denken
op U te richten, Heer.

Bij de vertaling

De Vertaling hierboven is gebaseerd op de vlotte vertaling van Sytze de Vries (Liedboek 2013, lied 517) hierboven cursief; maar daardoor ook meer Sytze en minder Elisabeth dan ik wenselijk vond. Ik heb ’t dus wat ‘brontekstgetrouwer’ gemaakt. Vers 4 is op regel 2 en 3 na van Ad den Besten, liedboek 1973, gezang 158. Van groot belang voor dit lied: de structuur: de eerste 2 coupletten zijn één lange aanroep en in 3 begint het gebed (Laß uns). Vers 5 is ook een gebed, maar daar vond ik de vertaling van De Vries wel geslaagd wat de eerste helft van het couplet betreft. Enkel het woordje ‘aan’ in regel 1 heb ik vervangen door ‘door’. Klinkt harder, maar is m.i. preciezer. Het beeld hierachter is immers dat van de ‘oude Adam die moet sterven’ om de nieuwe Mens in Christus te laten verrijzen (Romeinen 5). De drie laatste zinnen van dit couplet zijn lastig te vertalen. Ik heb hier de rijmdwang dan maar laten vallen en letterlijk vertaald binnen het metrum (dus u kunt het zingen). Ik heb daar ook het Duitse origineel hernomen. (Wol ipv und en in de laatste regel staat niet Gdancken, maar Dancken (in oud-Duits synoniem van Denken).

Wie was Elisabeth M.?

Een van de eerste liederen uit de Reformatie is van een vrouw, Elisabeth Cruciger, een ex-kloosterzuster (Premonstratenzer klooster in Treptow (nu het Poolse Trzebiatów), regio: Pommern bij de Oostzee). Zij stamde uit een adellijke familie uit de regio MeseritzWe weten niet veel van haar (de mannelijke geschiedschrijving heeft veel vrouwelijke activiteit buiten beeld gehouden/gelaten). Op grond van dit lied kunnen we er echter zeker van zijn dat ze de kerkvaders kende, theologisch behoorlijk onderlegd was (zie toelichting op het lied). Verder weten we dat ze ook troostbrieven heeft geschreven, die eveneens een gerijpte pastoraal-theologie verraden.2 Door streekgenoot Johann Bugenhagen (lector bijbel in een nabijgelegen mannenklooster) zal ze in aanraking gekomen zijn met Luthers opvattingen, o.a. dat een vrouw niet gebonden is aan kloostergeloftes. In 1520/1521 verlaat ze het klooster en trekt naar Wittenberg, waar ze eerst een tijd inwoont bij de reeds genoemde Bugenhagen, die – hoewel zelf priester gewijd – inmiddels gehuwd is. De derde bron die ons iets over haar vertelt, is eveneens indirect. Via briefwisseling van Luther en latere uitgaven van de Tischreden ontdekken we dat ze bevriend was met Luthers vrouw, Katharina von Bora (logisch: ook een ex-non). Uit een van die brieven vernemen we dat beide vrouwen (Els en Käthe) geschenkjes uitwisselden.3 We stellen ons haar dus best voor als aanwezig bij bijeenkomsten, maaltijden, en feesten die in Luthers ‘headquarter’ (het voormalig augustijnerklooster) plaatsvonden. Ze ws daarin ook intellectueel geïnteresseerd en deed mee. Zo wordt ze als vraagsteller in één van de Tischreden vermeld (‘Wat moet je doen als je in een kerk bent en de priester verheft de hostie?’ (vraag gesteld in het Latijn). Luther antwoordt: Liebe Els, nim nur den pfaffen nicht vom altar, lessch auch die kertzen nicht aus!, dat is : Lieve Els, laat die priester maar bij het altaar z’n ding doen, en doof ook de kaarsen niet uit.4 Veel meer is er op het niveau van de feiten helaas niet te halen.

Achtergrond: Het Enchiridion van 1524

Het voornaamste is en blijft dus haar lied. Hoe is dat tot stand gekomen? Luther deed in 1523 een oproep om bijbelse liederen te schrijven (dichten) met het oog op het uitgeven van een eerste goed christelijk Liedboekje, heeft zij blijkbaar de uitdaging aangenomen en de ganzeveer opgepakt… Ze was toen nog niet getrouwd. Dus: Inderdaad: Vrouwen doen mee in de beginjaren van de Reformatie, gelijkwaardig met mannen (enfin toch in aanzet): Het priesterschap dat alle gelovigen toekomt, houdt geen halt bij geslacht (Gal. 3). Ook de toon van de brief aan Joachim (zie noot 1 – daterend van voor haar huwelijk) is die van een pastor, zielzorger, die met gezag de Schriften uitlegt en geestelijke raadgevingen verstrekt aan haar correspondent (Joachim was een Joodse bekeerling uit Stettin, een streekgenoot dus). Zeker in de eerste jaren waren er behoorlijk wat vrouwen ‘die het woord namen’. En zo komt dus Elisabeth Cruciger (Elizabeth M(eseritz)) in het eerste protestantse liedboek terecht.

Enchiridion geistlicher gesenge… , Schönsperger, Zwickau 1528

Terzijde: In Antwerpen werden in datzelfde jaar door de inquisitie zelfs monniken opgepakt en verbrand, omdat ze onder andere durfden beweren dat vrouwen in de kerk dezelfde rechten toekomen dan mannen. Gelooft u dat niet? Hier de vier stellingen over ‘de bevoegdheid of de ambtsvolmacht van een priester om zonden te vergeven’ (uit de lijst van 62 artikelen die ter rechtvaardiging van het doodvonnis is opgesteld). De artikelen zijn samen met het martelarenverslag gepubliceerd (in het Latijn, en al snel ook in een Duitse vertaling). Het is eigenlijk een soort ingekorte ‘notitie’ van wat de beide monniken hebben gezegd, en af en toe ook hoe ze hun standpunt hebben onderbouwd, tijdens de ondervraging. Geeft een behoorlijk realistisch beeld van hoe zo’n onderzoek (inquisitio) te werk ging.

  • 12. Omnes homines sunt sacerdotes coram Deo. Alle mensen zijn priesters voor Gods aangezicht
  • 13. Omnes homines possunt remittere peccata cujuslibet christiani, qui sciunt corripere fraternaliter proximum. Alle mensen kunnen de zonden vergeven van eender welke christen, (namelijk zij) die weten hoe je een naaste op een broederlijke wijze moet terechtwijzen
  • 14. Mulieres possunt absolvere homines a peccatis, quod intelligit de Evangelica absolutione, quae continetur ibi : Si peccaverit in te frater tuus, etc. Vrouwen kunnen mensen hun zonden kwijtschelden; zo interpreteert hij (Hendrik Voes of Johan van Essen) de evangelische absolutie, die hier (= in de navolgende bijbeltekst) is vervat: Als uw broeder tegen u gezondigd heeft, etc. [= Mt 18,15]
  • 15. Potestas Evangelica contenta ibi, “Quorum remiseritis peccata”, est potestas communis omnibus hominibus. De evangelische volmacht die hier (in volgende bijbelvers) vervat is: “Van wie gij de zonden vergeeft” [Joh 20,23, vgl: Mt 18,18], is een volmacht die alle mensen gemeen is

Luther over dit lied

Luther was zo onder de indruk van haar bijdrage – dit lied – dat hij het een plaats gaf in het liedboekje, dat de titel kreeg: Enchiridion oder Handbüchlein (1524).5 Daar staat het dus naast de zeer bekende liederen als ‘Nun freut euch lieben christen gemein‘, ‘Aus tiefer Not schrei ich zu dir ‘ en het Antwerpse martelarenlied: ‘ein neus Lied wir heben an.’ En dan zal het meteen ook gezongen zijn, über ‘m Tisch, meerstemmig, want ongeveer tegelijk kwam Johann Walter’s Geestelijke gezangboekje uit, met 4-5 stemmige zettingen. Hier het volledige lied (Weser Renaissance o.l.v. Manfred Cordes) in de zetting van Walter.

Weser Renaissance olv Manfred Cordes: Herr Christ der einig Gotts Sohn (Johann Walter, 1524)

De afbeelding van het lied (zie hogerop) komt uit een uitgebreide herdruk van dit liedboekje uit 1528. U ziet haar naam er ook boven staan: Elizabet. M (de M. = Meseritz). Saillant détail: in de kantlijn staan de bijbelteksten genoteerd die in het lied meeklinken. Ze dienden om de ‘schriftuurlijkheid’ te onderlijnen, en tonen tegelijk ook aan hoe belezen (algemeen en bijbels) Elisabeth was. Ze trouwt in 1524 met Caspar Cruciger, theoloog en Hebraïst in Wittenberg. Haar dochter trouwt in het tweede huwelijk met… Hans Luther (Martin en Käthe’s oudste zoon). Terzijde: Er waren klaarblijkelijk slechts weinig (kwalitatieve) inzendingen in 1523/4, gezien de samenstelling van het eerste liedboek. Het merendeel stamt uit Luthers ganzeveer. Een mooi gezelschap overigens: stuk voor stuk humanistisch-theologisch hoog-geschoolden, … net als Elisabeth dus.

Inhoudsopgave van het Enchiridion 1524, click to enlarge

  1. In het origineel staat: “der Mutter unverloren / ihr junckfraulich keuscheit”. Elisabeth gelooft geheel in de lijn van Luther niet enkel in de maagdelijke geboorte, maar ook in Maria’s blijvende maagdelijkheid, d.w.z ook post partum)
  2. Om precies te zijn: Er is een brief bekend van een zekere Joachim uit Stettin, gericht aan Elisabeth, waarin hij haar bedankt voor haar brief, die hij – gelukkig – ook uitgebreid citeert. De brief is gepubliceerd in 1908 door Otto Clemen in Pommersche Jahrbücherm Bd 9, p. 175-180. In de ondertekening/adressering aan het eind schrijft Joachim, die haar ‘liebe Schwester’ noemt, en vice versa, ‘An Jungkfrauen Elizabeth Metzeritzen Pommeryn.
  3. Brief van Luther aan Caspar Cruciger, 21 december 1532. Het woord voor geschenk is xeniolo. Wij zouden zeggen: cadeautje, of kleinigheidje, op de markt gekocht. Het lijkt te gaan om een gouden sieraad (een ketting?) Luthers brief is niet compleet en beschadigd. Ze begeleidt het tegengeschenk van Käthe, ook op de markt gekocht, onvergelijkelijk (niet zo duur ?), maar wel gezonden met gelijke intentie en ijver. Latijn: dissimile quidem tuo, sed non dissimili voluntate et studio missum,
  4. Tischreden, Bd1 (begin 30er jaren): “Eliz[abeth, D[octoris Crucigeri uxor, interrogabat, quid homini pio et christiano esset faciendum, si in templo papistico videret missas celebrari aut sacramentum corporis et sanguinis elevari a sacrificulo ? Respondit Martinus Lutherus : Liebe Els, nim nur den pfaffen nicht vom altar, lessch auch die kertzen nicht aus! Ego si essem in eorum templo ad sacramenti elevationem, aeque ut alii manus elevarem, adorarem illud in reverentiam sacramentum verum adest ex eo, quos substantialia eius adsunt. Et praesertim diehohemes apud papistas ist recht
  5. Magister Cyriakus Spangenberg noemt in 1571 dit lied “einen sehr schönen Geistreichen Betpsalm, den jr billich eure Kindlein und Gesinde sollet lernen / und offt singen lassen….” Om dan te vervolgen met: “Und hat diesen Psalm ein recht fromb Gottfürchtiges Weib gemacht / Elisabeth Creutzigerin geheissen […] und hat dem Doctor martino so wol gefallen / dass er jn selbst hat in sein Gesangbüchlein zu setzen befohlen …“.